WHO WE ARE SERVICES RESOURCES




Most recent stories ›
AgroInsight RSS feed
Blog

The school garden May 15th, 2022 by

Nederlandse versie hieronder

Learning by doing is one of the most powerful educational approaches, both for adults and children. Kids observe what their parents and others in the community do, and they copy it.

For a week, Marcella, Jeff and I, accompanied by our local partners Aldo Cruz and Dante Flores, have been having our breakfast in the house of doña Zenaida Ramos and her husband, who are also member of the parents’ committee of the Tres de Mayo school in Huayllacayán, in central Peru.

As we walk to the school, which combines a kindergarten, primary and secondary school, we can see that activities on the playground have already started. Today is the final day of our filming trip in this community, and the school has planned the installation of a school garden: an activity they used to have prior to covid and which they are now more than happy to resume.

When we meet the dynamic and open-minded school director, Luz Valverde, she tells us: “Here in the district Huayllacayán more than 600 varieties of native potatoes are grown. And we have so many varieties of oca, olluca and mashwa, as well as plenty of medicinal plants. We also have broad beans and barley. So, the students should value all what we have here in our community. And they should also know how much nutritional value these products have, so they can keep conserving them. They should conserve our environment, conserve the local biodiversity that exists here.”

Some of the teachers and pupils of the final year primary school have started loosening the hard soil and breaking the clods with picks, and we decide to give them a helping hand. It is hard work and at an altitude of 3,000 meters we often have to pause grasping for our breath. Some 15 minutes later, also various mothers and fathers have joined. You can immediately see how experienced they are doing this type of work. And so do the kids. The boy next to me carefully observes how one of the dads is handling the tool and then soon resumes with regained insights and energy.

Some other farmers have arrived with their Andean foot plough or chaquitaclla in the local language Quechua. This pre-Inca tool is still widely used and considered the best tool for preparing land on steep rocky slopes without causing soil erosion. When I see the tool in use on the flat playground of the school, I am amazed how fast it loosens up big clods of soil.

Within an hour we have prepared the garden plot, stretching 25 meters long and 3 meters wide. As we work the last few meters, one of the fathers stops me and tries to make it clear to me, in Spanish that I have to work the land differently here. I hadn’t noticed, but the tail end of the plot slightly slants downward, so we need to make the planting ridges perpendicular to the other ones, so that the irrigation water can easily move and cover the entire plot. This shows how farmers think ahead in everything they do. While I was just preparing the soil, he was already thinking about irrigation.

After being shown how to plant, the kids soon start planting onions, lettuce, broccoli and cabbage seedlings. The parents assist, observe their kids, and at times give them some advice. Later on, they will add some of the native crops.

By 10 o’clock the work is over. At one side of the school garden, the kids install a netted fence to protect the food garden when they play on the playground. As they fix the long green net with pieces of metal wire to wooden poles, previously inserted in the soil by the teachers; it is great to see how handy these kids are: it is clearly not the first time that they have handled all these tools.

School gardens have been around for many years and in many countries, as a way for students to learn about farming, and to provide healthy ingredients for school meals, free of agrochemicals. What is unique here, is that many parent farmers helped to install the garden, so the kids learn by observing their parents in a school context. Perhaps the most important is that the kids feel that the culture of their parents is being appreciated by a formal institution. All too often children are taught to look down on their own indigenous culture and on local customs and knowledge.

“I think that school directors across the world who work as leaders should include everyone in our educational community, so that everything we have around us is valued, concludes Luz Valverde in her interview.

Watch the upcoming video on the Access Agriculture video platform:
Teaching agroecology in schools

Related Agro-Insight blogs

Farming as a lifestyle

Videos to teach kids good attitudes

The dialect devil

Teaching the farmers of tomorrow with videos

Acknowledgements

The visit to Peru to film various farmer-to-farmer training videos was made possible with the kind support of the Collaborative Crop Research Program (CCRP) of the McKnight Foundation. Thanks to the school director Luz Valverde, faculty, students and parents of School No. 32677, Tres de Mayo de Huayllacayán, to Aldo Cruz – Centro de Investigaciones de Zonas Áridas (CIZA) and Dante Flores – Instituto de Desarrollo y Medio Ambiente (IDMA) for supporting our field work.

Videos on how to improve livestock

See the many training videos on agroecology hosted on the Access Agriculture video platform.

 

De schooltuin

Leren door te doen is een van de krachtigste educatieve benaderingen, zowel voor volwassenen als voor kinderen. Kinderen observeren wat hun ouders en anderen in de gemeenschap doen, en ze kopiëren het.

Een week lang hebben Marcella, Jeff en ik, vergezeld door onze lokale partners Aldo Cruz en Dante Flores, ons ontbijt genuttigd in het huis van doña Zenaida Ramos en haar man, die ook lid zijn van het oudercomité van de Tres de Mayo school in Huayllacayán, in centraal Peru.

Als we naar de school lopen, die een kleuterschool, lagere school en middelbare school combineert, zien we dat de activiteiten op de speelplaats al begonnen zijn. Vandaag is de laatste dag van onze filmtrip in deze gemeenschap, en de school heeft de installatie van een schooltuin gepland: een activiteit die ze vóór covid hadden en die ze nu graag willen hervatten.

Wanneer we de dynamische en ruimdenkende schooldirectrice, Luz Valverde, ontmoeten, vertelt ze ons: “Hier in het district Huayllacayán worden meer dan 600 soorten inheemse aardappelen geteeld. En we hebben zo veel variëteiten van oca, olluca en mashwa, evenals tal van medicinale planten. We hebben ook tuinbonen en gerst. Dus, de studenten moeten waarderen wat we hier allemaal hebben in onze gemeenschap. En ze moeten ook weten hoeveel voedingswaarde deze producten hebben, zodat ze ze kunnen blijven behouden. Ze zouden ons milieu moeten beschermen, de lokale biodiversiteit die hier bestaat.”

Enkele leerkrachten en leerlingen van de laatstejaars lagere school zijn begonnen de harde grond los te werken en de kluiten te breken met pikhouwelen, en wij besluiten hen een handje te helpen. Het is hard werken en op een hoogte van 3.000 meter moeten we vaak naar adem happen. Zo’n 15 minuten later zijn er ook verschillende moeders en vaders bijgekomen. Je ziet meteen hoe ervaren ze zijn met dit soort werk. En dat geldt ook voor de kinderen. Het jongetje naast mij kijkt aandachtig toe hoe een van de vaders met het gereedschap omgaat en hervat dan al gauw met hervonden inzicht en energie.

Enkele andere boeren zijn aangekomen met hun Andes-voetenploeg of chaquitaclla in de lokale taal Quechua. Dit pre-Inca werktuig wordt nog steeds veel gebruikt en wordt beschouwd als het beste werktuig om land voor te bereiden op steile rotsachtige hellingen zonder bodemerosie te veroorzaken. Als ik het werktuig in gebruik zie op de vlakke speelplaats van de school, ben ik verbaasd hoe snel het grote kluiten grond losmaakt.

Binnen een uur hebben we een stuk grond van 25 meter lang en 3 meter breed klaargemaakt. Terwijl we de laatste meters afwerken, houdt een van de vaders me tegen en probeert me in het Spaans duidelijk te maken dat ik het land hier anders moet bewerken. Ik had het niet gemerkt, maar het einde van het perceel loopt iets schuin naar beneden, dus we moeten de plantruggen loodrecht op de andere maken, zodat het irrigatiewater zich gemakkelijk kan verplaatsen en het hele perceel kan bedekken. Dit toont aan hoe boeren vooruit denken bij alles wat ze doen. Terwijl ik gewoon de grond aan het voorbereiden was, dacht hij al na over irrigatie.

Nadat ze hebben geleerd hoe ze moeten planten, beginnen de kinderen al snel met het planten van uien, sla, broccoli en koolzaailingen. De ouders helpen mee, observeren hun kinderen, en geven soms wat advies. Later zullen ze er enkele inheemse gewassen aan toevoegen.

Tegen 10 uur is het werk voorbij. Aan de ene kant van de schooltuin plaatsen de kinderen een omheining van netten om de voedseltuin te beschermen als ze op de speelplaats spelen. Terwijl ze het lange groene net met stukken metaaldraad vastmaken aan houten palen die eerder door de leraren in de grond zijn gestoken, is het geweldig om te zien hoe handig deze kinderen zijn: het is duidelijk niet de eerste keer dat ze al dit gereedschap hanteren.

Schooltuinen bestaan al vele jaren en in vele landen, als een manier om leerlingen te leren over landbouw en om gezonde ingrediënten te leveren voor schoolmaaltijden, vrij van landbouwchemicaliën. Wat hier uniek is, is dat veel ouderboeren hebben geholpen bij de aanleg van de tuin, zodat de kinderen leren door hun ouders te observeren in een schoolcontext. Het belangrijkste is misschien wel dat de kinderen het gevoel hebben dat de cultuur van hun ouders wordt gewaardeerd door een formele instelling. Al te vaak wordt kinderen geleerd neer te kijken op hun eigen inheemse cultuur en op plaatselijke gebruiken en kennis.

“Ik denk dat schooldirecteuren over de hele wereld die als leiders werken, iedereen in onze onderwijsgemeenschap moeten opnemen, zodat alles wat we om ons heen hebben wordt gewaardeerd, concludeert Luz Valverde in haar interview.

The times they are a changing April 17th, 2022 by

Nederlandse versie hieronder

Talking with my neighbour farmers in Belgium, they all wonder how they will manage this year, as the cost of chemical fertilizers has risen by 500%. They now pay 1 Euro per kilogram of fertilizer. The recent Russian invasion of Ukraine will have serious consequences on the global food supply as Russia is the world’s top exporter of nitrogen fertilizers and the second leading supplier of both potassic and phosphorous fertilizers. While farmers across the globe are known to be creative and adaptive, the changes required in the near future will be of a scale unseen before. The spike in fuel and fertilizer prices may be a fundamental trigger.

In Belgium, 2018 and 2019 were extremely hot and dry. While some farmers thought it was necessary to start looking into growing other crops, most farmers pumped up more groundwater to irrigate their maize or pasture to feed their animals, even with signs of depleting groundwater reserves, which also affected the vitality and survival of trees.

The covid crisis during the following two years affected global trade and made everyone in the food sector realize how much we have become dependent on imports, be it for food, feed or materials needed to process and package food. To be less dependent on soya bean imports, many farmers in Belgium started to grow their own legume fodder like lucerne, a shift promoted by European policies.

While an acute crisis often makes people see things more clearly, some changes in our environment have been unnoticed to the public for decades; only now alarm bells are starting to go off. The long-term use of agrochemicals in monocrop farming has had a devastating effect on our biodiversity. In the beekeepers’ association of my eldest brother Wim in Flanders, in northern Belgium, all members, including those who had spent a lifetime caring for bees, reported that 3 out of 4 colonies died last winter. Jos Kerkhofs, my beekeeper friend in Erpekom in eastern Belgium where I live, told me the same trend is seen among the members of his association. While local honey has become a rare commodity this time of the year, the wider consequences on society are seriously worrying, as 84% of our crop species depend on honey bees and wild pollinators.

All above examples are what one refers to as external costs. An external cost is a cost not included in the market price of the goods and services being produced, or a cost that is not borne by those who create it. We have been pushing our economies beyond what our planet can cope with, beyond the so-called planetary boundaries. And as we start to realize, the external costs of climate change, depleting natural resources such as groundwater and loss of biodiversity will need to be paid by society.

Media plays a big role in sensitising people about these matters. In Belgium, the number of radio programmes and news items on these matters has sharply risen the last few months. Recently, a spokesperson from the food industry said that 3 out of 5 of the main food companies considered closing their doors. Because of the rising fuel prices and costs of raw materials, they were unable to continue providing food to supermarkets at the same rock bottom prices. Unless supermarkets showed some flexibility and are ready to pay more, food companies will go bankrupt.

Is this the era when cheap food will come to an end because it is no longer feasible to ignore the external costs? It definitely forces policy-makers, farmers and others in the food system to make drastic decisions and increasingly embrace natural farming, organic farming, home gardening, short food supply chains, and less processed food, all with full attention to caring for our environment and for our farmers. For sure, the sharp rise in costs of chemical fertilizer and other supplies will encourage more farmers across the globe to experiment with organic and ecological alternatives, like biofertilizers, organic growth promoters, intercropping, cover crops and mulch.

Related Agro-Insight blogs

Stuck in the middle

Damaging the soil and our health with chemical reductionism

Reviving soils

Soil for a living planet

Out of space

Ignoring signs from nature

Home delivery of organic produce

When local authorities support agroecology

Watch the videos on Access Agriculture

Human urine as fertilizer

Turning fish waste into fertiliser

Organic biofertilizer in liquid and solid form

Organic growth promoter for crops

Healthier crops with good micro-organisms

Good microbes for plants and soil

Coir pith

The wonder of earthworms

Making a vermicompost bed

Vermiwash: an organic tonic for crops

Mulch for a better soil and crop

Compost from rice straw

 

De tijden veranderen

Als ik met mijn buurboeren in België praat, vragen zij zich allemaal af hoe zij het dit jaar zullen redden, nu de kosten van kunstmest met 500% zijn gestegen. Ze betalen nu 1 euro per kilo kunstmest. De recente Russische inval in Oekraïne zal ernstige gevolgen hebben voor de mondiale voedselvoorziening, aangezien Rusland ‘s werelds grootste exporteur van stikstofhoudende meststoffen is en de op één na grootste leverancier van zowel kaliumhoudende als fosforhoudende meststoffen. Hoewel landbouwers over de hele wereld bekend staan om hun creativiteit en aanpassingsvermogen, zullen de veranderingen die in de nabije toekomst nodig zullen zijn, van een nooit eerder geziene omvang zijn. De sterke stijging van de brandstof- en meststofprijzen kan een fundamentele trigger zijn.

In België waren 2018 en 2019 extreem warm en droog. Terwijl sommige boeren het nodig vonden om te gaan kijken naar het verbouwen van andere gewassen, pompten de meeste boeren meer grondwater op om hun maïs of grasland te irrigeren om hun dieren te voeden, zelfs met tekenen van uitputting van de grondwaterreserves, wat ook de vitaliteit en het overleven van bomen aantastte.

De covid crisis in de daaropvolgende twee jaar beïnvloedde de wereldhandel en deed iedereen in de voedingssector beseffen hoezeer we afhankelijk zijn geworden van invoer, of het nu gaat om voedsel, diervoeder of materialen die nodig zijn om voedsel te verwerken en te verpakken. Om minder afhankelijk te zijn van de invoer van sojabonen, zijn veel boeren in België begonnen met het verbouwen van hun eigen vlinderbloemige voedergewassen zoals luzerne, een verschuiving die werd gestimuleerd door Europees beleid.

Terwijl een acute crisis de mensen vaak dingen duidelijker doet inzien, zijn sommige veranderingen in ons milieu decennialang onopgemerkt gebleven voor het publiek; nu pas beginnen de alarmbellen te rinkelen. Het langdurige gebruik van landbouwchemicaliën in de landbouw met monoculturen heeft een verwoestend effect gehad op onze biodiversiteit. In de imkervereniging van mijn oudste broer Wim in Vlaanderen, in het noorden van België, meldden alle leden, ook zij die hun hele leven voor bijen hadden gezorgd, dat 3 van de 4 kolonies vorige winter waren gestorven. Jos Kerkhofs, mijn bevriende imker in Erpekom in Oost-België, waar ik woon, vertelde me dat dezelfde tendens wordt waargenomen bij de leden van zijn vereniging. Terwijl lokale honing in deze tijd van het jaar een schaars goed is geworden, zijn de bredere gevolgen voor de samenleving ernstig zorgwekkend, aangezien 84% van onze gewassen afhankelijk is van bijen en wilde bestuivers.

Alle bovenstaande voorbeelden zijn wat men noemt externe kosten. Externe kosten zijn kosten die niet zijn opgenomen in de marktprijs van de geproduceerde goederen en diensten, of kosten die niet worden gedragen door degenen die ze veroorzaken. Wij hebben onze economieën verder gedreven dan wat onze planeet aankan, voorbij de zogenaamde planetaire grenzen. En naarmate we ons dat beginnen te realiseren, zullen de externe kosten van de klimaatverandering, de uitputting van natuurlijke hulpbronnen zoals grondwater en het verlies van biodiversiteit door de samenleving moeten worden betaald.

De media spelen een grote rol bij het sensibiliseren van mensen over deze zaken. In België is het aantal radioprogramma’s en nieuwsberichten over deze kwesties de laatste maanden sterk toegenomen. Onlangs zei een woordvoerder van de voedingsindustrie dat 3 van de 5 belangrijkste voedingsbedrijven overwegen hun deuren te sluiten. Door de stijgende brandstofprijzen en grondstofkosten konden zij niet tegen dezelfde bodemprijzen levensmiddelen aan de supermarkten blijven leveren. Tenzij de supermarkten enige flexibiliteit aan de dag leggen en bereid zijn meer te betalen, zullen de levensmiddelenbedrijven failliet gaan.

Is dit het tijdperk waarin goedkoop voedsel tot een einde zal komen omdat het niet langer haalbaar is de externe kosten te negeren? Het dwingt beleidsmakers, boeren en anderen in het voedselsysteem zeker om drastische beslissingen te nemen en steeds meer te kiezen voor natuurlijke landbouw, biologische landbouw, moestuinieren, korte voedselvoorzieningsketens en minder bewerkt voedsel, allemaal met de volle aandacht voor de zorg voor ons milieu en voor onze boeren. Zeker is dat de sterk stijgende kosten van kunstmest en andere benodigdheden meer boeren over de hele wereld zullen aanmoedigen om te experimenteren met biologische en ecologische alternatieven, zoals bio-meststoffen, biologische groeistimulatoren, intercropping, bodembedekkers en mulch.

Good fences make good neighbors March 6th, 2022 by

Vea la versión en español a continuación

Unbounded by fences, neighbors may occasionally take a furrow from your field when they plow their own. Farmers around the world make fences from stone, barbed-wire, or earth bunds. They may stack up split rails. Some in Central America plant living fences: a line of trees connected with barbed wire. Everywhere, fences tend to be made from abundant materials.

In the Ecuadorian Andes, in the province of Cotopaxi, I was intrigued recently to see field borders marked largely by agave, a large, thorny, succulent plant. Agave grows well here, and withstands the yearly dry season. If planted in a line, agave will grow into a tight barrier. The leaves have sharp thorns along the sides and nasty one on the tip, keeping out livestock. As farmer Mercedes Jácome explained, the agave marks the field boundary. It lets the neighbors know where their field stops and yours begins.

The agave also has several uses. You can chop up the juicy leaves as fodder for cows. When the agave is mature, at 12 or 15 years, you can make a hole in the crown of the plant to collect the sap that flows into the cavity. This liquid is called chawar mishki, a sweet, lightly alcoholic drink You can drink it fresh or cook it with rice, barley or wheat. Before plastic rope was invented, the agave fibers were made into twine. This use is reflected in one of the local names for agave, cabuya (“twine”).

Farmers also leave wild cherry trees (capulí) when they sprout in the line of agaves. The agave leaves protect the seedlings of volunteer trees and shrubs. While the profuse blossoms of the capulí tree attract lots of pollinators, its small, dark red fruits are welcome in February, near the start of the rainy season.

Wild flowers also grow between the agaves and the cherries, providing habitat for beneficial insects, like wasps and many kinds of flies that prey on insect pests. Agronomists Diego Mina and Mayra Coro are working with farmers to preserve the field borders, and also to experiment with them. Innovative beekeeper José Santamaría is planting malva on some of his borders because it flowers early, providing food for his bees. He also uses the leaves to feed his rabbits and guinea pigs

Occasionally fences can lead to conflicts. Lucrecia Sivinta explained that her field neighbor lives in Quito, the capital of Ecuador. The neighbor has invested in large greenhouses, using chemicals to grow flowers for export. One day, doña Lucrecia was horrified to find that her neighbor had thoughtlessly sprayed herbicides on the field border, damaging the agaves and killing all of the wild flowers, leaving a dead, ugly yellow mess. Lucrecia said she would talk to the neighbor, who should have known better than to spray their common border.

A field border is not quite private, and not collective, either. It is shared by two land owners, linking them as well as dividing their land. Fences can make good neighbors, if they communicate and manage their field edges together, negotiating a common space that they share.

Previous Agro-Insight blogs

To fence or not to fence

Puppy love

A positive validation

Mending fences, making friends

Related videos

The wasp that protects our crops

Turning honey into money

Scientific names

Agave: Agave americana

Capulí (wild cherry, or Andean cherry): Prunus serótina

Malva: Lavatera sp.

Acknowledgements

Thanks to Diego Mina and Mayra Coro for introducing us the farmers in Cotopaxi, and for sharing their knowledge with us. Thanks also to Mayra and Diego for their valuable comments on a previous version of this blog. Diego and Mayra work for IRD (Institut de Recherche pour le Développement). Our work was funded by the McKnight Foundation’s Collaborative Crop Research Program (CCRP).

BUENOS CERCOS HACEN BUENOS VECINOS

Por Jeff Bentley, 6 de marzo del 2022

Sin cercos, un agricultor puede perder un surco cada vez que los vecinos aran el campo al lado. Los agricultores en todo el mundo construyen cercos de piedra, de alambre de púa, o de tierra. Algunos apilan listones partidos. En Centroamérica, algunos plantan cercos vivos: una línea de árboles conectados con alambre de púa. En cada lugar, suelen hacer cercos de materiales abundantes.

En los Andes ecuatorianos, en la provincia de Cotopaxi, me intrigó hace poco ver los límites de los campos marcados en gran parte por el agave, una planta grande, espinosa y suculenta. El agave crece bien y resiste la época seca. Si se planta en línea, las plantas de agave forman una barrera cerrada. Hay espinas filudas en los bordes de las hojas, y otra en la punta, que alejan al ganado. Como explica la agricultora Mercedes Jácome, el agave marca el límite del campo. Permite a que los vecinos conozcan los límites de su campo.

El agave también tiene varios usos. Se pueden cortar las suculentas hojas como forraje para las vacas. Cuando el agave está maduro, a sus 12 o15 años, se puede hacer un agujero en el cogollo para extraer la savia. Este líquido es conocido como chawar mishki, una bebida dulce y ligeramente alcohólica. Se puede tomarlo fresco, directamente de la planta, o cocinarlo con arroz, cebada o trigo. Antes de que se inventara la cuerda de plástico, las fibras de agave se convertían en cabuya. Por eso, dos de los nombres locales del agave todavía son “cabuya” o “cabuyo”.

Los agricultores de este lugar también dejan crecer a los cerezos andinos, el capulí, cuando brotan junto a los agaves. Las hojas de los agaves protegen las plántulas de los árboles y arbustos voluntarios. Mientras que las profusas flores del capulí atraen a muchos polinizadores, sus pequeños frutos de rojo oscuro son apetecidos en febrero, cerca del inicio de la época de lluvias.

Las flores silvestres también crecen entre los agaves y los cerezos andinos, creando un hábitat para los insectos útiles, como las avispas y muchos tipos de moscas que comen los insectos plagas. Los ingenieros Diego Mina y Mayra Coro trabajan con los agricultores para cuidar los bordes de los campos, y también para experimentar con ellos. El innovador apicultor José Santamaría está plantando malva en algunos de sus linderos porque florece pronto para alimentar a sus abejas. La malva también produce abundante follaje que le sirve para alimentar sus animales, especialmente cuyes y conejos.

A veces, los cercos pueden dar lugar a conflictos. Lucrecia Sivinta explica que su vecino tiene un terreno junto al suyo. El vecino vive en Quito, la capital de Ecuador. Ha invertido en grandes invernaderos y usa agro-químicos para cultivar flores para la exportación. Un día, doña Lucrecia se horrorizó al descubrir que su vecino había fumigado herbicidas en el límite del campo, dañando los agaves y matando todas las flores silvestres, dejando una fea mancha amarilla y muerta. Lucrecia dijo que hablaría con el vecino, porque él no tenía que fumigar el borde entre sus campos.

Un límite o cerco de campo no es del todo privado, ni tampoco colectivo. Es compartido por dos o más propietarios. El límite los une, pero a la vez los divide. Los cercos pueden hacer buenos vecinos, si se comunican y juntos manejan el espacio que comparten.

Previamente en el blog de Agro-Insight

To fence or not to fence

Puppy love

Mending fences, making friends

Videos relacionados

La avispa que protege nuestros cultivos

La miel es oro

Nombres científicos

Agave, o cabuya, cabuyo o penca: Agave americana

Capulí: Prunus serótina

Malva: Lavatera sp.

Agradecimientos

Gracias a Diego Mina y Mayra Coro por presentarnos a la gente de Cotopaxi, y por compartir su conocimiento con nosotros. Gracias a Mayra y Diego por sus valiosos comentarios sobre una versión previa de este blog. Diego y Mayra trabajan para IRD (Institut de Recherche pour le Développement). Nuestro trabajo fue financiado por Programa Colaborativo de Investigación de Cultivos (CCRP) de la Fundación McKnight.

More insects, fewer pests February 20th, 2022 by

Vea la versión en español a continuación

It’s one of the great secrets of ecology that few insect species are pests. Most insects help us, by pollinating our crops, making honey, or silk and by killing pest insects, either by hunting them or by parasitizing them. I was in Ecuador recently with Paul and Marcella from Agro-Insight, along with Ecuadorian colleagues Carmen Castillo, Mayra Coro and Diego Mina, to make a video on the insects that help us.

Our first stop was the home of Emma Román and her husband, Luis Plazarte, in Aláquez, a parish near the city of Latacunga, in the central Andes. On a small field behind their house, Emma explained that all flowering plants (trees, ornamentals or crops) attract insects, which feed on the pollen and nectar in the flowers. She has seen many beneficial insects: the bee fly, and the hairy fly, beetles (like the lady bird beetle), and true bugs. She adds “And there is a new one, the soldier fly.”

I was puzzled about new insect. Perhaps an introduced one? Then I realized that since doña Emma has received training in insect ecology from Mayra and Diego, and has planted more flowering plants, she has begun to notice more kinds of insects, which are also becoming more abundant, because of the flowers she plants. For example, she planted a row of lantana flowers to mark the boundary of her field. On the ground nearby, she pointed out some tiny spiders which we had not even noticed. “You can see this one is carrying her eggs with her,” she said, pointing to a whitish spider the size of a grain of rice. The family’s small field of oats is surrounded by pullilli shrubs, and other plants like chilca and the Andean cherry, which are visited by pollinating insects and others attracted by the plants’ flowers.

As doña Emma’s farm becomes insect-friendly, she notices more helpful insects. The larva of the bee fly hunts and eats small, soft insects. The hairy fly lays its eggs in other insects. The hairy fly larva hatches inside the victim, eating it from the inside out. That’s why doña Emma has few pests, even as she has more insects.

For doña Emma the big advantage is that she can produce maize, blackberries, and several kinds of vegetables with no pesticides. She says this means that she has tastier food that is healthier for her and for her family. And the diverse flowers around her house give her a sense of tranquility and harmony.

As doña Emma put it, “We plant a variety of plants for all kinds of insects, so that all the birds come, and they help us to conserve this ecosystem … to teach our children that there are these good insects and birds.”

Scientific names

Pullilli (familia Solanaceae)

Chilca is Baccharis latifolia

The Andean Cherry (Spanish: capulí) is Prunus serotina

The bee fly (Spanish: moscabeja) is Eristalis spp. (Syrphidae)

The hairy fly is the family Tachinidae.

The soldier fly (Spanish: mosca sapito) is Hedriodiscus spp.

Related video

The wasp that protects our crops

Acknowledgements

Thanks to Diego Mina and Mayra Coro for introducing us to doña Emma, and for identifying the plants and insects. Thanks also to Mayra and Diego for their valuable comments on a previous version of this blog. Diego and Mayra work for IRD (Institut de Recherche pour le Développement). Our work was funded by the McKnight Foundation’s Collaborative Crop Research Program (CCRP)

MÁS INSECTOS, MENOS PLAGAS

Por Jeff Bentley, 20 de febrero del 2022

Uno de los grandes secretos de la ecología es que pocas especies de insectos son plagas. La mayoría de los insectos nos ayudan polinizando nuestros cultivos, haciendo miel y matando a los insectos plaga, ya sea cazándolos o parasitándolos. Hace poco estuve en Ecuador con Paul y Marcella, de Agro-Insight, y los colegas ecuatorianos Carmen Castillo, Mayra Coro y Diego Mina, para hacer un video sobre los insectos que nos ayudan.

Primero, visitamos la casa de Emma Román y su marido, Luis Plazarte, en Aláquez, una parroquia cercana a la ciudad de Latacunga, en los Andes centrales. En un pequeño sembrío detrás de su casa, doña Emma nos explicó que todas las plantas con flores (árboles, plantas ornamentales o cultivos) atraen a los insectos, que se alimentan del polen y néctar. Ella ha visto muchos insectos que le ayudan: la moscabeja, la mosca peluda y escarabajos (como la mariquita) y algunos de los chinches. Y añade: “Y hay uno nuevo, la mosca sapito”.

Me quedé perplejo ante la idea de un nuevo insecto. ¿Quizás uno introducido? Entonces me di cuenta de que desde que doña Emma ha recibido capacitación en la ecología de los insectos de parte de Mayra y Diego, y ha plantado más plantas con flores, ella ha empezado a fijarse en más tipos de insectos. Por ejemplo, también plantó una hilera de flores de lantana para marcar el límite de su campo. En el suelo, debajo de los arbustos, señala unas arañas diminutas en las que no habíamos reparado. “Puedes ver que esta lleva sus huevos”, dice, señalando una araña blanquecina del tamaño de un grano de arroz. Su pequeño campo de avena está rodeado de arbustos de pullilli, chilca y capulí a donde llegan los insectos polinizadores, y además otros insectos son atraídos por las flores de estas plantas.

A medida que la granja de doña Emma se convierte en un lugar acogedor para los insectos, se da cuenta de que hay más insectos útiles. La larva de la mosca abeja caza y come insectos pequeños y blandos. Mientras que la mosca peluda pone sus huevos dentro de otros insectos, y las larvas de la mosca peluda nacen dentro de la víctima, comiéndola de adentro hacia afuera. Por eso doña Emma tiene pocas plagas, aunque tenga más insectos.

Para doña Emma, la gran ventaja es que puede producir maíz, moras y varios tipos de hortalizas sin plaguicidas. Dice que esto significa que tiene alimentos más sabrosos y saludables para ella y su familia. Y las diversas flores que rodean su casa le dan una sensación de tranquilidad y armonía.

Como dice doña Emma: “Sembramos variedades de plantas para que todo insecto, todo pájaro venga, y esté allí, nos ayudan a conservar este ecosistema, la naturaleza que es bien bonita para nosotros, para enseñar a nuestros hijos que tales insectos hay, tales pájaros existen.”

Nombres científicos

Pullilli (familia Solanaceae)

Chilca es Baccharis latifolia

Capulí es Prunus serotina

La moscabeja es Eristalis spp. (Syrphidae)

La mosca peluda es familia Tachinidae.

La mosca sapito es Hedriodiscus spp.

Video relacionado

La avispa que protege nuestros cultivos

Agradecimientos

Gracias a Diego Mina y Mayra Coro por presentarnos a doña Emma, y por identificar las plantas e insectos. Gracias a Mayra y Diego por sus valiosos comentarios sobre una versión previa de este blog. Diego y Mayra trabajan para IRD (Institut de Recherche pour le Développement). Nuestro trabajo fue financiado por Programa Colaborativo de Investigación de Cultivos (CCRP) de la Fundación McKnight.

 

Ignoring signs from nature January 23rd, 2022 by

Nederlandse versie hieronder

Ignoring signs from nature

An eye-opening book by Mark Kurlansky helps readers to reflect on current societal choices by diving into the history of a topic that may at first seem uninspiring, the cod.

For more than a thousand years Europeans have fished in remote waters, thousands of kilometres from their homeland. Conflicts between nations over fishing have an equally long and dynamic history. Until the last century, rules and regulations in the industry only aimed at securing and protecting trade (and therefore political power), never on protecting the carrying capacity of our natural system.

The North Atlantic Cod, which is a fish that lives on the bottom of the ocean, was typically caught with fishing lines, and overfishing was never at stake, or at least not until last century.

Already by the 13th century, merchants from northern Germany organised trade across Europe through their Hanseatic League. Gradually, they expanded fishing regulations in the northern waters of the Atlantic, from the Baltic Sea all the way to Iceland. Even as relations between nations shifted over the centuries, the Basques in northern Spain and southwest France were little bothered by these rules. They caught whales and cod, mainly for the Mediterranean market, while avoiding fishing grounds where other nations were active.

As early as the year 1000, the Basques had greatly expanded the international cod trade. While they had the advantage of being able to dry sea salt by evaporation, something countries further north were not able to do, they were also remarkable ship builders. Some 500 years before Columbus, the Basques were already fishing the world’s richest cod grounds along the coast of Canada, in the waters now called the Grand Banks. While other countries were keen to claim the discovery of new lands, the Basques were pragmatic traders and preferred to keep their fishing ground secret for as long as possible.

But when there are riches to harvest, secrets get out sooner or later. The 16th century gold rush to the southern part of the Americas was soon followed by the cod rush to the northern part, at first by Portugal and Spain, later also by the English, French, Dutch and Scandinavians. Access to salt to preserve fish for the trip home became a necessity as sailors explored fishing grounds across the Atlantic. (The wars fought over salt and its role in the fish and other trade are described in Kurlansky’s other inspiring book, Salt.)

In an address to the International Fisheries Exhibition in London in 1883, British scientific philosopher Thomas Henry Huxley used Darwin’s theory to convince the world that over-fishing was an unscientific and unreasonable fear. Nature would send signals as fish stocks dropped. The bountiful harvests in the northwest Atlantic gave a false impression that cod could never be extinguished, notwithstanding the observations of fishermen. This blind belief in the ability of nature to cope with human interference and the arrogant attitude to dismiss local knowledge would be reflected in Canadian government policy for the next hundred years.

While discoveries such as the telegraph allowed fishermen to learn about market prices and receive warnings about storms, fishing vessels and methods also started to change, enabling greater catches year after year.

In fact, by the 1890s, just ten years after Huxley gave his convincing speech to world leaders, fish stocks were already showing signs of depletion in the North Sea. People turned a blind eye. Instead of thinking about conservation, European fleets moved on to richer waters around Iceland. As traditional fishing with fish lines had been replaced by trawlers, nets that sweep the ocean floor entangled any fish it encountered with devastating effect on ocean biodiversity. Trawlers require more energy than the muscles of seafarers can provide, so the new ships were made possible by the introduction of the steam engine.

In Canada, the fishing grounds of the Grand Banks were at first still spared from these technological developments partly because Canadian fishermen stuck to their traditional fishing lines which required far less investment. And because the expense of using coal discouraged the European fleets from crossing the Atlantic. But it was just matters of years. Coal was soon replaced by diesel and industrial fishing boats began trawling for cod.

Capture of the Atlantic northwest cod stock in million tonnes

In the 1950s, the frozen fish stick dealt a final blow to the seemingly endless cod stocks. The breaded, tasteless fish sticks in cardboard boxes became an instant commercial success, making it “a pleasure for families to prepare, serve and eat” according to one of the adverts of that time. This change in consumption behaviour led to such a sharp increase in unsustainable fishing practices that the cod stock completely collapsed in the 1990s.

We are currently facing tremendous challenges such as climate change and loss of biodiversity, because of the way we produce and consume our food. How many more signs do we need from nature before we start to take proper decisions? Debate is all well and good, unless one side is simply wrong. Environmental arguments should not continue until human greed causes natural disaster.

Credit

Photo of cod: © Gilbert Van Ryckevorsel / WWF-Canada.

Time series for the collapse of the Atlantic northwest cod stock, capture in million tonnes. Based on FishStat database FAO. Copyright by Epipelagic under Creative Commons license CC BY-SA 3.0.

Further reading 

Mark Kurlansky. 1999. Cod. A Biography of the Fish that Changed the World. Vintage: ‎ Random House UK, 304 pp.

Related Agro-Insight blogs

A history worth its salt

Fishing changes

When the bees hit a brick wall

From Uniformity to Diversity

 

Signalen van de natuur negeren

Mark Kurlansky heeft een boek geschreven dat de lezer helpt na te denken over de huidige maatschappelijke keuzes, door in de geschiedenis te duiken van een onderwerp dat op het eerste gezicht misschien weinig inspirerend lijkt: de kabeljauw.

Al meer dan duizend jaar vissen Europeanen in afgelegen wateren, duizenden kilometers van hun vaderland. Conflicten tussen naties over de visserij hebben een even lange en dynamische geschiedenis. Tot in de vorige eeuw waren de regels en voorschriften in de sector uitsluitend gericht op het veiligstellen en beschermen van de handel (en dus van de politieke macht), nooit op het beschermen van de draagkracht van ons natuurlijk systeem.

De Noord-Atlantische kabeljauw, een vis die op de bodem van de oceaan leeft, werd meestal gevangen met vislijnen, en overbevissing was nooit aan de orde, althans niet tot in de vorige eeuw.

Reeds in de 13e eeuw organiseerden kooplieden uit Noord-Duitsland via hun Hanzesteden de handel in heel Europa. Geleidelijk aan breidden zij de visserijvoorschriften in de noordelijke wateren van de Atlantische Oceaan uit, van de Oostzee helemaal tot IJsland. Zelfs toen de betrekkingen tussen de naties in de loop der eeuwen veranderden, hadden de Basken in Noord-Spanje en Zuidwest-Frankrijk weinig last van deze regels. Zij vingen walvissen en kabeljauw, hoofdzakelijk voor de mediterrane markt, en vermeden visgronden waar andere naties actief waren.

Reeds in het jaar 1000 hadden de Basken de internationale kabeljauwhandel sterk uitgebreid. Terwijl zij het voordeel hadden dat zij zeezout konden drogen door verdamping, iets waartoe landen verder naar het noorden niet in staat waren, waren zij ook opmerkelijke scheepsbouwers. Ongeveer 500 jaar vóór Columbus visten de Basken reeds op ‘s werelds rijkste kabeljauwgronden langs de kust van Canada, in de wateren die nu de Grand Banks worden genoemd. Terwijl andere landen graag de ontdekking van nieuwe landen opeisten, waren de Basken pragmatische handelaars en hielden zij hun visgronden liever zo lang mogelijk geheim.

Maar als er rijkdommen te oogsten zijn, komen geheimen vroeg of laat aan het licht. De 16e-eeuwse goudkoorts naar het zuidelijke deel van Amerika werd al snel gevolgd door de kabeljauwkoorts naar het noordelijke deel, eerst door Portugal en Spanje, later ook door de Engelsen, Fransen, Nederlanders en Scandinaviërs. Zout om de vis te bewaren voor de thuisreis werd een noodzaak toen de zeelieden de visgronden aan de overzijde van de Atlantische Oceaan verkenden. (De oorlogen die om zout werden uitgevochten en de rol die zout speelde in de handel in vis en andere producten worden beschreven in Kurlansky’s andere inspirerende boek, Salt).

In een toespraak tot de Internationale Visserij Tentoonstelling in Londen in 1883, gebruikte de Britse wetenschappelijke filosoof Thomas Henry Huxley de theorie van Darwin om de wereld ervan te overtuigen dat overbevissing een onwetenschappelijke en onredelijke angst was. De natuur zou signalen afgeven als de visbestanden afnamen. De overvloedige oogsten in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan wekten de valse indruk dat de kabeljauw nooit zou kunnen uitsterven, niettegenstaande de waarnemingen van de vissers. Dit blinde geloof in het vermogen van de natuur om met menselijke verstoringen om te gaan en de arrogante houding om plaatselijke kennis terzijde te schuiven, zouden de volgende honderd jaar hun weerslag vinden in het Canadese regeringsbeleid.

In feite vertoonden de visbestanden in de Noordzee in de jaren 1890, slechts tien jaar nadat Huxley zijn overtuigende toespraak voor de wereldleiders had gehouden, reeds tekenen van uitputting. Iedereen kneep een oogje dicht. In plaats van na te denken over natuurbehoud, verplaatsten de Europese vloten zich naar rijkere wateren rond IJsland. De traditionele visvangst met vislijnen was inmiddels vervangen door boten met sleepnetten die de oceaanbodem schoonvegen en alle vis verstrikken die ze tegenkomen, met verwoestende gevolgen voor de biodiversiteit in de oceanen.

In Canada bleven de visgronden van de Grand Banks aanvankelijk nog gespaard van deze technologische ontwikkelingen, deels omdat de Canadese vissers vasthielden aan hun traditionele vislijnen die veel minder investeringen vergden. En omdat de kosten van het gebruik van steenkool de Europese vloten ervan weerhielden de Atlantische Oceaan over te steken. Maar het was slechts een kwestie van jaren. Steenkool werd al snel vervangen door diesel en industriële vissersboten begonnen met de sleepnetvisserij op kabeljauw.

Vangst van noordwest Atlantische kabeljauw in millioen ton

In de jaren 1950 deelde de bevroren visstick een laatste klap uit aan de schijnbaar eindeloze kabeljauwbestanden. De gepaneerde, smaakloze vissticks in kartonnen dozen werden een onmiddellijk commercieel succes, waardoor het “voor gezinnen een plezier werd om te bereiden, op te dienen en te eten” volgens een van de advertenties uit die tijd. Deze verandering in het consumptiegedrag leidde tot zo’n sterke toename van niet-duurzame visserijpraktijken dat het kabeljauwbestand in de jaren negentig volledig instortte.

Door de manier waarop wij ons voedsel produceren en consumeren, staan wij momenteel voor enorme uitdagingen, zoals de klimaatverandering en het verlies van biodiversiteit. Hoeveel signalen van de natuur hebben we nog nodig voordat we de juiste beslissingen gaan nemen? Debatteren is allemaal goed en wel, tenzij één partij het gewoon bij het verkeerde eind heeft. De milieudiscussie moet niet worden voortgezet tot de hebzucht van de mens een natuurramp veroorzaakt.

Design by Olean webdesign