Nederlandse versie hieronder
Short food chains narrow the gap between producers and consumers, but when food is traded through wholesalers and when supermarkets sell their own brands, active efforts are undertaken to make farmers anonymous. This never really occurred to me until Vera Kuijpers, from the organic farm and farm shop Het Eikelenhof in north-eastern Limburg, told me about her latest experience with Biofresh, one of the major organic wholesalers in Belgium.
Every Thursday at 4.30 am, Vera and her husband Johan Hons, load their van with their freshly harvested vegetables and other produce and drive about 100 km to sell to Biofresh among a few other places. Last week they also took over 60 crates of new potatoes. Their red Aloette is a firm and delicious potato variety that withstands the common Phytophthora disease. Each crate is nicely labelled with the family name of Johan (Hons), and the variety. âThe moment we deliver our crates, staff at Biofresh remove the labels and attach their own, so that other people who come and buy organic produce will not know who has produced it. But this time, they also removed the name of the variety,â Vera says, âthey just put âred potatoâ. I really wonder why they would do that?â
Vera and Johan strongly disagree with this new development, as one cannot compare one red variety with all the others. âIf customers in a supermarket want to buy the delicious Aloette, one week it may be this variety, but if the next week it is a different red variety that has a very different taste or is not tasty, they may stop buying red potatoes all together, and then the farmer who grows Aloette will no longer be able to sell their potatoes,â Johan says. From a producerâs perspective he surely has a point.
When discussing this matter with my wife, Marcella, she points out that the contrast of how Oxfam markets Fairtrade products is very stark. On almost all packaging, you see the face of a farmer and often a personal story that goes with it. Supermarkets also sell Fairtrade products, and seemingly have no problem with an occasional personal touch. A coffee drinker in Europe is unlikely to meet many coffee growers in the distant African highlands or Latin America. The photo and the blurb on the coffee package are a mere virtual connection. There is no risk of consumers buying directly from producers, whereas a Belgian retailer or consumer would be able to contact a farmer in Belgium.
Naming the farmers and the varieties is important when selling produce, as it helps consumers relate to the food they eat and the people who produce it. As consumers increasingly turn to farm shops, farmersâ markets and other short food chains, wholesalers and supermarkets are now taking steps to make farmers and varieties anonymous. The farmers are potential competitors, and the big buyers want to make sure the customers never meet the farmers. It is like a trade secret to stay in business, but also yet another tactic whereby farmersâ ability to negotiate prices with middlepersons and supermarkets are undermined.
Related blogs
The next generation of farmers
Related videos
Creating agroecological markets
Home delivery of organic produce
Inspiring platforms
Access Agriculture: hosts over 230 training videos in over 95 languages on a diversity of crops and livestock, soil and water management, food processing etc. Each video describes underlying principles, as such encouraging people to experiment and adapt new ideas to their context.
EcoAgtube: a social media video platform where anyone from across the globe can upload their own videos related to natural farming and circular economy.
Landbouwers anoniem maken
Korte voedselketens verkleinen de kloof tussen producent en consument, maar als voedsel via de groothandel wordt verhandeld en als supermarkten hun eigen merken verkopen, wordt er actief geprobeerd om boeren anoniem te maken. Dit was nooit echt bij me opgekomen totdat Vera Kuijpers, van de biologische boerderij en boerderijwinkel Het Eikelenhof in Noordoost-Limburg, me vertelde over haar laatste ervaring met Biofresh, een van de grote biologische groothandels in België.
Elke donderdag om 4.30 uur laden Vera en haar man Johan Hons hun bestelwagen vol met hun vers geoogste groenten en andere producten en rijden dan zo’n 100 km om te verkopen aan onder andere Biofresh. Vorige week namen ze ook meer dan 60 kratten nieuwe aardappelen mee. Hun rode Aloette is een vast en lekker aardappelras dat bestand is tegen de veel voorkomende schimmelziekte Phytophthora. Elke krat is mooi geĂ«tiketteerd met de familienaam van Johan (Hons), en het ras. “Op het moment dat wij onze kratten afleveren, verwijderen de medewerkers van Biofresh de etiketten en plakken hun eigen etiketten erop, zodat andere mensen die biologische producten komen kopen, niet weten wie ze heeft geproduceerd. Maar deze keer hebben ze ook de naam van het ras verwijderd,” zegt Vera, “ze hebben er alleen ‘rode aardappel’ op gezet. Ik vraag me echt af waarom ze dat doen?”
Vera en Johan zijn het absoluut niet eens met deze nieuwe ontwikkeling, want je kunt het ene rode ras niet vergelijken met alle andere. “Als klanten in een supermarkt de lekkere Aloette willen kopen, kan dat de ene week dit ras zijn, maar als het de volgende week een ander rood ras is dat heel anders smaakt of niet lekker is, zullen ze misschien helemaal geen rode aardappelen meer kopen, en dan kan de boer die Aloette teelt zijn aardappelen niet meer verkopen”, zegt Johan. Vanuit het oogpunt van de teler heeft hij zeker een punt.
Als ik deze kwestie met mijn vrouw Marcella bespreek, wijst zij erop dat het contrast met de manier waarop Oxfam Fairtrade-producten op de markt brengt, erg groot is. Op bijna alle verpakkingen zie je het gezicht van een boer en vaak een persoonlijk verhaal dat erbij hoort. Supermarkten verkopen ook Fairtrade-producten, en lijken geen probleem te hebben met af en toe een persoonlijk tintje. Een koffiedrinker in Europa zal waarschijnlijk niet veel koffietelers in de verre Afrikaanse hooglanden of Latijns-Amerika ontmoeten. De foto en de verhaaltjes op de koffieverpakking zijn niet meer dan een virtuele verbinding. Er is geen risico dat de consument rechtstreeks bij de producent koopt, terwijl een Belgische detailhandelaar of consument wel contact kan opnemen met een boer in België.
Het noemen van de boeren en de rassen is belangrijk bij de verkoop van producten, omdat het de consumenten helpt een band te krijgen met het voedsel dat zij eten en de mensen die het produceren. Nu consumenten zich steeds meer wenden tot boerderijwinkels, boerenmarkten en andere korte voedselketens, nemen groothandelaren en supermarkten maatregelen om boeren en rassen anoniem te maken. De boeren zijn potentiële concurrenten, en de grote inkopers willen er zeker van zijn dat de klanten de boeren nooit ontmoeten. Het is als een handelsgeheim om in business te blijven, maar ook de zoveelste tactiek waardoor het vermogen van boeren om met tussenpersonen en supermarkten over prijzen te onderhandelen wordt ondermijnd.
Nederlandse versie hieronder
The European Union, along with most countries across the world, has agreed to reduce the emission of greenhouse gases to curb the negative effects of climate change, which are already apparent. Under the Green Deal, the EU aims to be climate neutral by 2050. Besides investments in more sustainable energy production and consumption (transport, housing âŠ), further improvements are also needed in the food sector. But there is little consensus on how farmers should be supported.
Looking at the demographic trends in rural Europe, the proposed solutions will need to consider farm size. From 2005 to 2013, across Europe the number of farms with less than 50 hectares of land steadily decreased, while those between 50 and 100 hectares remained more or less stable. Those over 100 hectares slightly increased. Yet more than half of the farming population in Europe is older than 55 years (EuroStat, 2021). Meanwhile, the younger farmers have invested in labour-saving equipment, for example to work the larger holdings, acquiring high debts along the way. Further investment in climate mitigation will require proper support so that when the older farmers retire, the next generation will be able cope with the ever-increasing pressure of bank loans.
The war in Ukraine has triggered a sharp rise in the price of artificial fertilizers, making chemical-based farming less profitable. It is estimated that globally only one third of the applied nitrogen from chemical fertilizers is used by crops. Combined with the mounting pressure on farmers to help mitigate climate change by reducing carbon and nitrogen emissions, farmers are keen to optimise the use of animal manure.
While animal and human manure has been used to keep soils fertile for thousands of years, something has gone wrong in the recent past.
In a German documentary on the Aztecs, called Children of the Sun, ethnologist Antje Gunsenheimer describes some ancient human manure management. The central market in TenochtitlĂĄn, the Aztec capital, had public toilets where urine and faeces were collected separately in clay pots. Dung traders sold the composted dung as fertilizer, while the urine was used for dying fabric and leather tanning.
From the earliest days of farming in Europe, animals were kept on deep bedding of straw. But nowadays most animals in Europe are kept on a metal grid, and the mix of urine and dung is collected in large, underground reservoirs. When excrement and urine from cows or pigs mix, a lot of methane gas (CH4) and ammonia (NH4) is produced. The old practices of using straw as bedding, as well as innovative designs to separate the dung form the urine, is getting some renewed attention in livestock farming, because when separated, greenhouse gas emissions can be reduced by up to 75%.
Engineers in the Netherlands, the USA, Israel and various other countries are researching how best to adjust modern livestock sheds. Some promising examples include free walk housing systems that operate with composting bedding material or artificial permeable floors as lying and walking areas. Other sustainable techniques that are being explored include the CowToilet, which separates faeces and urine. As converting housing systems may be costly and therefore only adopted slowly by farmers, it is important to also experiment with better ways of applying liquid manure.
In modern livestock systems, urine and manure are mixed with the water used to wash the pens. Getting rid of this slurry, or liquid manure, has become a main environmental concern. When liquid manure is applied to the soil, much of the nitrogen evaporates as nitrous oxide or N2O, a greenhouse gas 300 times more powerful than carbon dioxide. Another fraction is converted to nitrates (NO3), which seep through the soil and pollute the ground water. While manure used to be a crucial resource, it has now become a waste product and an expense for farmers.
Making better use of animal waste will be crucial for the future of our food. One key factor is the lack of soil organic matter and good microbes, that can help capture nitrogen and release this more slowly to benefit crops.
Solutions that are financially feasible for farmers will require the best of ideas, with inputs from farmers, soil scientists, microbiologists, ecologists, chemical and mechanical engineers, as well as social scientists.
Practices that help to build up soil carbon will be crucial to reduce the environmental impact of animal manure and fertilizers. Ploughing is known to have a detrimental effect on soil organic matter, as it induces oxidation of soil carbon. Reduced tillage or zero tillage for crop cultivation, and regenerative farming to make animal farming more sustainable, has been promoted and used in the USA and other parts of the world, and could be explored more intensively in Europe.
Also, there will be a need to revive soil micro-organisms, as these have been seriously affected by the use of agrochemicals and the reduced availability of soil organic matter. The expensive machines that are currently used by service providers to spread or inject liquid manure in farmersâ fields could equally be used to inject solutions with good micro-organisms that will help to capture nitrogen to then release it to crops, and build up a healthy soil.
Human creativity will be required to help come up with solutions that are economically feasible for farmers in the near future. To make this happen as fast as possible, more investments are required in research that truly addresses the fundamentals of the problems. Still, far too much public money is invested in research on new crop varieties, livestock feed, and the application of agrochemicals, all of which are to the benefit of large corporations.
Photo credit: The photo on the straw bedding is by Herbert Wiggerman.
More reading
Galama, P. J., Ouweltjes, W., Endres, M. I., Sprecher, J. R., Leso, L., Kuipers, A., KlopÄiÄ, M. 2020. Symposium review: Future of housing for dairy cattle. Journal of Dairy Science, 103(6), pp. 5759-5772. Available at: Â https://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0022030220302988
Related blogs
Related videos
Good microbes for plants and soil
Organic biofertilizer in liquid and solid form
Mulch for a better soil and crop
Vermiwash: an organic tonic for crops
Inspiring platforms
Access Agriculture: hosts over 220 training videos in over 90 languages on a diversity of crops and livestock, sustainable soil and water management, basic food processing, etc. Each video describes underlying principles, as such encouraging people to experiment with new ideas.
EcoAgtube: a social media video platform where anyone from across the globe can upload their own videos related to natural farming and circular economy.
De stikstofcrisis
De Europese Unie heeft, samen met de meeste landen in de wereld, afgesproken de uitstoot van broeikasgassen te verminderen om de negatieve gevolgen van de klimaatverandering, die nu al merkbaar zijn, te beperken. In het kader van de Green Deal streeft de EU ernaar tegen 2050 klimaatneutraal te zijn. Naast investeringen in duurzamere energieproductie en -consumptie (vervoer, huisvesting …) zijn ook verdere verbeteringen nodig in de voedselsector. Maar er is weinig consensus over hoe landbouwers moeten worden ondersteund.
Als we kijken naar de demografische tendensen op het Europese platteland, moet bij de voorgestelde oplossingen rekening worden gehouden met de omvang van de landbouwbedrijven. Tussen 2005 en 2013 is in heel Europa het aantal landbouwbedrijven met minder dan 50 hectare gestaag gedaald, terwijl het aantal bedrijven tussen 50 en 100 hectare min of meer stabiel is gebleven. Het aantal bedrijven met meer dan 100 hectare is licht gestegen. Toch is meer dan de helft van de landbouwbevolking in Europa ouder dan 55 jaar (EuroStat, 2021). Ondertussen hebben de jongere boeren geĂŻnvesteerd in arbeidsbesparende apparatuur, bijvoorbeeld om de grotere bedrijven te bewerken, waarbij ze onderweg hoge schulden hebben gemaakt. Voor verdere investeringen in klimaatmitigatie is goede ondersteuning nodig, zodat wanneer de oudere boeren met pensioen gaan, de volgende generatie het hoofd kan bieden aan de almaar toenemende druk van bankleningen.
De oorlog in OekraĂŻne heeft geleid tot een sterke stijging van de prijs van kunstmest, waardoor landbouw op basis van chemische stoffen minder winstgevend is geworden. Bovendien wordt naar schatting wereldwijd slechts een derde van de stikstof uit kunstmest door de gewassen gebruikt. In combinatie met de toenemende druk op landbouwers om de klimaatverandering te helpen beperken door de uitstoot van koolstof en stikstof te verminderen, zijn landbouwers erop gebrand het gebruik van dierlijke mest te optimaliseren.
Hoewel dierlijke en menselijke mest al duizenden jaren wordt gebruikt om de bodem vruchtbaar te houden, is er in het recente verleden iets misgegaan.
In een Duitse documentaire over de Azteken, genaamd Children of the Sun, beschrijft etnologe Antje Gunsenheimer hoe men in de oudheid met menselijke mest omging. De centrale markt in TenochtitlĂĄn, de Azteekse hoofdstad, had openbare toiletten waar urine en uitwerpselen gescheiden werden opgevangen in kleipotten. Mesthandelaren verkochten de gecomposteerde mest als meststof, terwijl de urine werd gebruikt voor het verven van stoffen en het looien van leer.
Vanaf de begindagen van de landbouw in Europa werden dieren gehouden op een diep strobed. Maar tegenwoordig worden de meeste dieren in Europa op een metalen rooster gehouden, en wordt het mengsel van urine en mest opgevangen in grote, ondergrondse reservoirs. Wanneer uitwerpselen en urine van koeien of varkens zich vermengen, ontstaat er veel methaangas (CH4) en ammoniak (NH4).
De oude praktijk van het gebruik van stro als strooisel en innovatieve ontwerpen om de mest van de urine te scheiden, krijgt hernieuwde aandacht in de veehouderij, omdat bij scheiding de uitstoot van broeikasgassen tot 75% kan worden verminderd.
Ingenieurs in Nederland, de VS, Israël en diverse andere landen onderzoeken hoe moderne stallen het best kunnen worden aangepast. Enkele veelbelovende voorbeelden zijn huisvestingssystemen met vrije uitloop die werken met composterend strooiselmateriaal of kunstmatige doorlaatbare vloeren als lig- en loopruimte. Andere duurzame technieken die worden onderzocht zijn onder meer het CowToilet, dat uitwerpselen en urine scheidt. Aangezien het ombouwen van stalsystemen kostbaar kan zijn en daarom slechts langzaam door boeren wordt overgenomen, is het belangrijk om ook te experimenteren met betere manieren om vloeibare mest toe te dienen.
In moderne veeteeltsystemen worden urine en mest vermengd met het water dat wordt gebruikt om de boxen te wassen. Het wegwerken van deze gier, of vloeibare mest, is een belangrijk milieuprobleem geworden. Wanneer vloeibare mest op de bodem wordt gebracht, verdampt een groot deel van de stikstof in de vorm van stikstofoxide of N2O, een broeikasgas dat 300 keer krachtiger is dan koolstofdioxide. Een ander deel wordt omgezet in nitraten (NO3), die door de bodem sijpelen en het grondwater verontreinigen. Terwijl mest vroeger een cruciale hulpbron was, is het nu een afvalproduct en een kostenpost voor de landbouwers geworden.
Een beter gebruik van dierlijk afval zal van cruciaal belang zijn voor de toekomst van ons voedsel. Een belangrijke factor is het gebrek aan organisch materiaal en goede microben in de bodem, die kunnen helpen stikstof vast te leggen en langzamer vrij te geven ten voordele van de gewassen.
Om oplossingen te vinden die voor de landbouwers financieel haalbaar zijn, zullen de beste ideeën moeten worden uitgewisseld, met bijdragen van landbouwers, bodemwetenschappers, microbiologen, ecologen, chemische en mechanische ingenieurs en sociale wetenschappers.
Praktijken die helpen bij de opbouw van koolstof in de bodem zullen van cruciaal belang zijn om de milieueffecten van dierlijke mest en meststoffen te verminderen. Het is bekend dat ploegen een nadelig effect heeft op het organisch materiaal in de bodem, aangezien het de oxidatie van koolstof in de bodem induceert. Verminderde grondbewerking of nulgrondbewerking voor de teelt van gewassen, en regeneratieve landbouw om de veehouderij duurzamer te maken, worden in de VS en andere delen van de wereld gestimuleerd en toegepast, en zouden in Europa intensiever kunnen worden onderzocht.
Ook zullen de micro-organismen in de bodem nieuw leven moeten worden ingeblazen, aangezien deze ernstig zijn aangetast door het gebruik van landbouwchemicaliën en de verminderde beschikbaarheid van organisch materiaal in de bodem. De dure machines die momenteel door dienstverleners worden gebruikt om vloeibare mest over de akkers van de landbouwers uit te strooien of te injecteren, zouden ook kunnen worden gebruikt om oplossingen met goede micro-organismen te injecteren die stikstof helpen vastleggen om het vervolgens aan de gewassen af te geven, en een gezonde bodem op te bouwen.
Menselijke creativiteit zal nodig zijn om in de nabije toekomst oplossingen te vinden die economisch haalbaar zijn voor landbouwers. Om dit zo snel mogelijk te laten gebeuren, zijn meer investeringen nodig in onderzoek dat de fundamentele problemen echt aanpakt. Nog steeds wordt veel te veel overheidsgeld geïnvesteerd in onderzoek naar nieuwe gewasvariëteiten, veevoer en de toepassing van landbouwchemicaliën, die allemaal in het voordeel zijn van grote bedrijven.
Nederlandse versie hieronder
Talking with my neighbour farmers in Belgium, they all wonder how they will manage this year, as the cost of chemical fertilizers has risen by 500%. They now pay 1 Euro per kilogram of fertilizer. The recent Russian invasion of Ukraine will have serious consequences on the global food supply as Russia is the worldâs top exporter of nitrogen fertilizers and the second leading supplier of both potassic and phosphorous fertilizers. While farmers across the globe are known to be creative and adaptive, the changes required in the near future will be of a scale unseen before. The spike in fuel and fertilizer prices may be a fundamental trigger.
In Belgium, 2018 and 2019 were extremely hot and dry. While some farmers thought it was necessary to start looking into growing other crops, most farmers pumped up more groundwater to irrigate their maize or pasture to feed their animals, even with signs of depleting groundwater reserves, which also affected the vitality and survival of trees.
The covid crisis during the following two years affected global trade and made everyone in the food sector realize how much we have become dependent on imports, be it for food, feed or materials needed to process and package food. To be less dependent on soya bean imports, many farmers in Belgium started to grow their own legume fodder like lucerne, a shift promoted by European policies.
While an acute crisis often makes people see things more clearly, some changes in our environment have been unnoticed to the public for decades; only now alarm bells are starting to go off. The long-term use of agrochemicals in monocrop farming has had a devastating effect on our biodiversity. In the beekeepersâ association of my eldest brother Wim in Flanders, in northern Belgium, all members, including those who had spent a lifetime caring for bees, reported that 3 out of 4 colonies died last winter. Jos Kerkhofs, my beekeeper friend in Erpekom in eastern Belgium where I live, told me the same trend is seen among the members of his association. While local honey has become a rare commodity this time of the year, the wider consequences on society are seriously worrying, as 84% of our crop species depend on honey bees and wild pollinators.
All above examples are what one refers to as external costs. An external cost is a cost not included in the market price of the goods and services being produced, or a cost that is not borne by those who create it. We have been pushing our economies beyond what our planet can cope with, beyond the so-called planetary boundaries. And as we start to realize, the external costs of climate change, depleting natural resources such as groundwater and loss of biodiversity will need to be paid by society.
Media plays a big role in sensitising people about these matters. In Belgium, the number of radio programmes and news items on these matters has sharply risen the last few months. Recently, a spokesperson from the food industry said that 3 out of 5 of the main food companies considered closing their doors. Because of the rising fuel prices and costs of raw materials, they were unable to continue providing food to supermarkets at the same rock bottom prices. Unless supermarkets showed some flexibility and are ready to pay more, food companies will go bankrupt.
Is this the era when cheap food will come to an end because it is no longer feasible to ignore the external costs? It definitely forces policy-makers, farmers and others in the food system to make drastic decisions and increasingly embrace natural farming, organic farming, home gardening, short food supply chains, and less processed food, all with full attention to caring for our environment and for our farmers. For sure, the sharp rise in costs of chemical fertilizer and other supplies will encourage more farmers across the globe to experiment with organic and ecological alternatives, like biofertilizers, organic growth promoters, intercropping, cover crops and mulch.
Related Agro-Insight blogs
Damaging the soil and our health with chemical reductionism
Home delivery of organic produce
When local authorities support agroecology
Watch the videos on Access Agriculture
Turning fish waste into fertiliser
Organic biofertilizer in liquid and solid form
Organic growth promoter for crops
Healthier crops with good micro-organisms
Good microbes for plants and soil
Vermiwash: an organic tonic for crops
Mulch for a better soil and crop
De tijden veranderen
Als ik met mijn buurboeren in BelgiĂ« praat, vragen zij zich allemaal af hoe zij het dit jaar zullen redden, nu de kosten van kunstmest met 500% zijn gestegen. Ze betalen nu 1 euro per kilo kunstmest. De recente Russische inval in OekraĂŻne zal ernstige gevolgen hebben voor de mondiale voedselvoorziening, aangezien Rusland ‘s werelds grootste exporteur van stikstofhoudende meststoffen is en de op één na grootste leverancier van zowel kaliumhoudende als fosforhoudende meststoffen. Hoewel landbouwers over de hele wereld bekend staan om hun creativiteit en aanpassingsvermogen, zullen de veranderingen die in de nabije toekomst nodig zullen zijn, van een nooit eerder geziene omvang zijn. De sterke stijging van de brandstof- en meststofprijzen kan een fundamentele trigger zijn.
In België waren 2018 en 2019 extreem warm en droog. Terwijl sommige boeren het nodig vonden om te gaan kijken naar het verbouwen van andere gewassen, pompten de meeste boeren meer grondwater op om hun maïs of grasland te irrigeren om hun dieren te voeden, zelfs met tekenen van uitputting van de grondwaterreserves, wat ook de vitaliteit en het overleven van bomen aantastte.
De covid crisis in de daaropvolgende twee jaar beïnvloedde de wereldhandel en deed iedereen in de voedingssector beseffen hoezeer we afhankelijk zijn geworden van invoer, of het nu gaat om voedsel, diervoeder of materialen die nodig zijn om voedsel te verwerken en te verpakken. Om minder afhankelijk te zijn van de invoer van sojabonen, zijn veel boeren in België begonnen met het verbouwen van hun eigen vlinderbloemige voedergewassen zoals luzerne, een verschuiving die werd gestimuleerd door Europees beleid.
Terwijl een acute crisis de mensen vaak dingen duidelijker doet inzien, zijn sommige veranderingen in ons milieu decennialang onopgemerkt gebleven voor het publiek; nu pas beginnen de alarmbellen te rinkelen. Het langdurige gebruik van landbouwchemicaliën in de landbouw met monoculturen heeft een verwoestend effect gehad op onze biodiversiteit. In de imkervereniging van mijn oudste broer Wim in Vlaanderen, in het noorden van België, meldden alle leden, ook zij die hun hele leven voor bijen hadden gezorgd, dat 3 van de 4 kolonies vorige winter waren gestorven. Jos Kerkhofs, mijn bevriende imker in Erpekom in Oost-België, waar ik woon, vertelde me dat dezelfde tendens wordt waargenomen bij de leden van zijn vereniging. Terwijl lokale honing in deze tijd van het jaar een schaars goed is geworden, zijn de bredere gevolgen voor de samenleving ernstig zorgwekkend, aangezien 84% van onze gewassen afhankelijk is van bijen en wilde bestuivers.
Alle bovenstaande voorbeelden zijn wat men noemt externe kosten. Externe kosten zijn kosten die niet zijn opgenomen in de marktprijs van de geproduceerde goederen en diensten, of kosten die niet worden gedragen door degenen die ze veroorzaken. Wij hebben onze economieën verder gedreven dan wat onze planeet aankan, voorbij de zogenaamde planetaire grenzen. En naarmate we ons dat beginnen te realiseren, zullen de externe kosten van de klimaatverandering, de uitputting van natuurlijke hulpbronnen zoals grondwater en het verlies van biodiversiteit door de samenleving moeten worden betaald.
De media spelen een grote rol bij het sensibiliseren van mensen over deze zaken. In BelgiĂ« is het aantal radioprogramma’s en nieuwsberichten over deze kwesties de laatste maanden sterk toegenomen. Onlangs zei een woordvoerder van de voedingsindustrie dat 3 van de 5 belangrijkste voedingsbedrijven overwegen hun deuren te sluiten. Door de stijgende brandstofprijzen en grondstofkosten konden zij niet tegen dezelfde bodemprijzen levensmiddelen aan de supermarkten blijven leveren. Tenzij de supermarkten enige flexibiliteit aan de dag leggen en bereid zijn meer te betalen, zullen de levensmiddelenbedrijven failliet gaan.
Is dit het tijdperk waarin goedkoop voedsel tot een einde zal komen omdat het niet langer haalbaar is de externe kosten te negeren? Het dwingt beleidsmakers, boeren en anderen in het voedselsysteem zeker om drastische beslissingen te nemen en steeds meer te kiezen voor natuurlijke landbouw, biologische landbouw, moestuinieren, korte voedselvoorzieningsketens en minder bewerkt voedsel, allemaal met de volle aandacht voor de zorg voor ons milieu en voor onze boeren. Zeker is dat de sterk stijgende kosten van kunstmest en andere benodigdheden meer boeren over de hele wereld zullen aanmoedigen om te experimenteren met biologische en ecologische alternatieven, zoals bio-meststoffen, biologische groeistimulatoren, intercropping, bodembedekkers en mulch.
Nederlandse versie hieronder
Ignoring signs from nature
An eye-opening book by Mark Kurlansky helps readers to reflect on current societal choices by diving into the history of a topic that may at first seem uninspiring, the cod.
For more than a thousand years Europeans have fished in remote waters, thousands of kilometres from their homeland. Conflicts between nations over fishing have an equally long and dynamic history. Until the last century, rules and regulations in the industry only aimed at securing and protecting trade (and therefore political power), never on protecting the carrying capacity of our natural system.
The North Atlantic Cod, which is a fish that lives on the bottom of the ocean, was typically caught with fishing lines, and overfishing was never at stake, or at least not until last century.
Already by the 13th century, merchants from northern Germany organised trade across Europe through their Hanseatic League. Gradually, they expanded fishing regulations in the northern waters of the Atlantic, from the Baltic Sea all the way to Iceland. Even as relations between nations shifted over the centuries, the Basques in northern Spain and southwest France were little bothered by these rules. They caught whales and cod, mainly for the Mediterranean market, while avoiding fishing grounds where other nations were active.
As early as the year 1000, the Basques had greatly expanded the international cod trade. While they had the advantage of being able to dry sea salt by evaporation, something countries further north were not able to do, they were also remarkable ship builders. Some 500 years before Columbus, the Basques were already fishing the worldâs richest cod grounds along the coast of Canada, in the waters now called the Grand Banks. While other countries were keen to claim the discovery of new lands, the Basques were pragmatic traders and preferred to keep their fishing ground secret for as long as possible.
But when there are riches to harvest, secrets get out sooner or later. The 16th century gold rush to the southern part of the Americas was soon followed by the cod rush to the northern part, at first by Portugal and Spain, later also by the English, French, Dutch and Scandinavians. Access to salt to preserve fish for the trip home became a necessity as sailors explored fishing grounds across the Atlantic. (The wars fought over salt and its role in the fish and other trade are described in Kurlanskyâs other inspiring book, Salt.)
In an address to the International Fisheries Exhibition in London in 1883, British scientific philosopher Thomas Henry Huxley used Darwinâs theory to convince the world that over-fishing was an unscientific and unreasonable fear. Nature would send signals as fish stocks dropped. The bountiful harvests in the northwest Atlantic gave a false impression that cod could never be extinguished, notwithstanding the observations of fishermen. This blind belief in the ability of nature to cope with human interference and the arrogant attitude to dismiss local knowledge would be reflected in Canadian government policy for the next hundred years.
While discoveries such as the telegraph allowed fishermen to learn about market prices and receive warnings about storms, fishing vessels and methods also started to change, enabling greater catches year after year.
In fact, by the 1890s, just ten years after Huxley gave his convincing speech to world leaders, fish stocks were already showing signs of depletion in the North Sea. People turned a blind eye. Instead of thinking about conservation, European fleets moved on to richer waters around Iceland. As traditional fishing with fish lines had been replaced by trawlers, nets that sweep the ocean floor entangled any fish it encountered with devastating effect on ocean biodiversity. Trawlers require more energy than the muscles of seafarers can provide, so the new ships were made possible by the introduction of the steam engine.
In Canada, the fishing grounds of the Grand Banks were at first still spared from these technological developments partly because Canadian fishermen stuck to their traditional fishing lines which required far less investment. And because the expense of using coal discouraged the European fleets from crossing the Atlantic. But it was just matters of years. Coal was soon replaced by diesel and industrial fishing boats began trawling for cod.
In the 1950s, the frozen fish stick dealt a final blow to the seemingly endless cod stocks. The breaded, tasteless fish sticks in cardboard boxes became an instant commercial success, making it âa pleasure for families to prepare, serve and eatâ according to one of the adverts of that time. This change in consumption behaviour led to such a sharp increase in unsustainable fishing practices that the cod stock completely collapsed in the 1990s.
We are currently facing tremendous challenges such as climate change and loss of biodiversity, because of the way we produce and consume our food. How many more signs do we need from nature before we start to take proper decisions? Debate is all well and good, unless one side is simply wrong. Environmental arguments should not continue until human greed causes natural disaster.
Credit
Photo of cod: © Gilbert Van Ryckevorsel / WWF-Canada.
Time series for the collapse of the Atlantic northwest cod stock, capture in million tonnes. Based on FishStat database FAO. Copyright by Epipelagic under Creative Commons license CC BY-SA 3.0.
Further readingÂ
Mark Kurlansky. 1999. Cod. A Biography of the Fish that Changed the World. Vintage: â Random House UK, 304 pp.
Related Agro-Insight blogs
When the bees hit a brick wall
Signalen van de natuur negeren
Mark Kurlansky heeft een boek geschreven dat de lezer helpt na te denken over de huidige maatschappelijke keuzes, door in de geschiedenis te duiken van een onderwerp dat op het eerste gezicht misschien weinig inspirerend lijkt: de kabeljauw.
Al meer dan duizend jaar vissen Europeanen in afgelegen wateren, duizenden kilometers van hun vaderland. Conflicten tussen naties over de visserij hebben een even lange en dynamische geschiedenis. Tot in de vorige eeuw waren de regels en voorschriften in de sector uitsluitend gericht op het veiligstellen en beschermen van de handel (en dus van de politieke macht), nooit op het beschermen van de draagkracht van ons natuurlijk systeem.
De Noord-Atlantische kabeljauw, een vis die op de bodem van de oceaan leeft, werd meestal gevangen met vislijnen, en overbevissing was nooit aan de orde, althans niet tot in de vorige eeuw.
Reeds in de 13e eeuw organiseerden kooplieden uit Noord-Duitsland via hun Hanzesteden de handel in heel Europa. Geleidelijk aan breidden zij de visserijvoorschriften in de noordelijke wateren van de Atlantische Oceaan uit, van de Oostzee helemaal tot IJsland. Zelfs toen de betrekkingen tussen de naties in de loop der eeuwen veranderden, hadden de Basken in Noord-Spanje en Zuidwest-Frankrijk weinig last van deze regels. Zij vingen walvissen en kabeljauw, hoofdzakelijk voor de mediterrane markt, en vermeden visgronden waar andere naties actief waren.
Reeds in het jaar 1000 hadden de Basken de internationale kabeljauwhandel sterk uitgebreid. Terwijl zij het voordeel hadden dat zij zeezout konden drogen door verdamping, iets waartoe landen verder naar het noorden niet in staat waren, waren zij ook opmerkelijke scheepsbouwers. Ongeveer 500 jaar vóór Columbus visten de Basken reeds op ‘s werelds rijkste kabeljauwgronden langs de kust van Canada, in de wateren die nu de Grand Banks worden genoemd. Terwijl andere landen graag de ontdekking van nieuwe landen opeisten, waren de Basken pragmatische handelaars en hielden zij hun visgronden liever zo lang mogelijk geheim.
Maar als er rijkdommen te oogsten zijn, komen geheimen vroeg of laat aan het licht. De 16e-eeuwse goudkoorts naar het zuidelijke deel van Amerika werd al snel gevolgd door de kabeljauwkoorts naar het noordelijke deel, eerst door Portugal en Spanje, later ook door de Engelsen, Fransen, Nederlanders en ScandinaviĂ«rs. Zout om de vis te bewaren voor de thuisreis werd een noodzaak toen de zeelieden de visgronden aan de overzijde van de Atlantische Oceaan verkenden. (De oorlogen die om zout werden uitgevochten en de rol die zout speelde in de handel in vis en andere producten worden beschreven in Kurlansky’s andere inspirerende boek, Salt).
In een toespraak tot de Internationale Visserij Tentoonstelling in Londen in 1883, gebruikte de Britse wetenschappelijke filosoof Thomas Henry Huxley de theorie van Darwin om de wereld ervan te overtuigen dat overbevissing een onwetenschappelijke en onredelijke angst was. De natuur zou signalen afgeven als de visbestanden afnamen. De overvloedige oogsten in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan wekten de valse indruk dat de kabeljauw nooit zou kunnen uitsterven, niettegenstaande de waarnemingen van de vissers. Dit blinde geloof in het vermogen van de natuur om met menselijke verstoringen om te gaan en de arrogante houding om plaatselijke kennis terzijde te schuiven, zouden de volgende honderd jaar hun weerslag vinden in het Canadese regeringsbeleid.
In feite vertoonden de visbestanden in de Noordzee in de jaren 1890, slechts tien jaar nadat Huxley zijn overtuigende toespraak voor de wereldleiders had gehouden, reeds tekenen van uitputting. Iedereen kneep een oogje dicht. In plaats van na te denken over natuurbehoud, verplaatsten de Europese vloten zich naar rijkere wateren rond IJsland. De traditionele visvangst met vislijnen was inmiddels vervangen door boten met sleepnetten die de oceaanbodem schoonvegen en alle vis verstrikken die ze tegenkomen, met verwoestende gevolgen voor de biodiversiteit in de oceanen.
In Canada bleven de visgronden van de Grand Banks aanvankelijk nog gespaard van deze technologische ontwikkelingen, deels omdat de Canadese vissers vasthielden aan hun traditionele vislijnen die veel minder investeringen vergden. En omdat de kosten van het gebruik van steenkool de Europese vloten ervan weerhielden de Atlantische Oceaan over te steken. Maar het was slechts een kwestie van jaren. Steenkool werd al snel vervangen door diesel en industriële vissersboten begonnen met de sleepnetvisserij op kabeljauw.
In de jaren 1950 deelde de bevroren visstick een laatste klap uit aan de schijnbaar eindeloze kabeljauwbestanden. De gepaneerde, smaakloze vissticks in kartonnen dozen werden een onmiddellijk commercieel succes, waardoor het “voor gezinnen een plezier werd om te bereiden, op te dienen en te eten” volgens een van de advertenties uit die tijd. Deze verandering in het consumptiegedrag leidde tot zo’n sterke toename van niet-duurzame visserijpraktijken dat het kabeljauwbestand in de jaren negentig volledig instortte.
Door de manier waarop wij ons voedsel produceren en consumeren, staan wij momenteel voor enorme uitdagingen, zoals de klimaatverandering en het verlies van biodiversiteit. Hoeveel signalen van de natuur hebben we nog nodig voordat we de juiste beslissingen gaan nemen? Debatteren is allemaal goed en wel, tenzij één partij het gewoon bij het verkeerde eind heeft. De milieudiscussie moet niet worden voortgezet tot de hebzucht van de mens een natuurramp veroorzaakt.
Nederlandse versie hieronder
For thousands of years, farmers have been mixing crops in their fields to meet the diverse needs of their families and to reduce the risk of crop failure. But to know which crops combine well with each other is not an easy matter, and often requires some experimentation to find out what works best for you, as I found out this year in our home garden.
Three years ago, when we moved into our renovated house in Peer, Belgium, we established a raised garden bed from partially rotted woody material and plant debris topped with compost and soil. As this so-called hĂŒgelkultur is a great way to keep the soil fertile and moist, we figured this was a good way for us to grow plants without the need for watering them, especially as we are often away from home for several weeks to produce training videos with farmers.
As with many people, Covid has kept us grounded for the past two years. Without international travels we decided we should spend more time growing our own food.
On our 10 meters long, 2 meters wide and 1.5-meter-high bed, my wife Marcella has been growing a diversity of herbs, spices, vegetables and sweet maize. While we tried to anticipate which plants would prefer to grow where exactly on the bed (on the lower end or on top, on the south or north-facing side, in partial shade of the nearby goat willow or in full sunlight), this was clearly something that needed us to try out and observe as we went along.
Last winter, I decided to establish three new raised beds, each aligned north-south and 1.5 meters apart. On one bed I would grow goose berries, blue honeysuckle and red currant; the middle bed would be for my red and yellow raspberries and on the bed closest to the little forest, I would grow a few varieties of blackberries. Unlike with annual plants which you can put in a different location each season, deciding on where to plant which shrub and which variety took some careful thinking. One needs to take into account the plantâs architecture, how vigorous it grows, how it copes with strong winds and what level of shade it tolerates.
Having planted all my shrubs, I felt we could do a little more. Leaving the soil bare while the shrubs were still young did not seem like a good idea. I still had some strawberry plants that I wanted to give a new location. The fast-growing raspberries would soon crowd out my strawberries. And strawberries do not  thrive well in shade, so I decided to plant them on the first bed.
A few months later, in the spring, Marcella thought that her tomato seedlings that she had raised in the warmth of the house were ready for transplanting. Again, we brainstormed around the kitchen table where best we could plant them. âTomato plants have deep roots and tomatoes need a lot of sun, so let us plant them in between our strawberry plants,â I suggested. To keep the mature tomato plants from shading out the newly planted berry shrubs, we planted them on the north side of the shrubs.
Friends and family said it would not work: growing tomatoes outdoors is asking for trouble, as the tomatoes would rot before they ripen. This may have been true with our traditional wet summers, but given the changing climate I figured it could work. After all, we didnât have a choice as we donât have a greenhouse.
One day, I was discussing with Bram Moeskops who manages the Organic Farm Knowledge platform for IFOAM Organics Europe. While he was giving me a virtual guided tour on their excellent platform, it was a real coincidence that he showed me one particular factsheet:
âOn this factsheet,â Bram explained, âwe show a new technology that we are trying to promote, namely tomato-strawberry intercropping. As the strawberries provide a living mulch, it avoids splashing rainwater to get on the tomato plantsâ. This was a great new insight. This added benefit hadnât occurred to me even though
I knew that spores of various soil fungi are typically spread by splashing rain and cause tomato diseases.
Our tomato plants thrived, and surprised every visitor. After three years of extremely warm and dry summers, this year turned out to be the opposite. And in the end, months of high humidity also affected our plants. It was of some comfort to hear that all gardeners had faced the same problem, even those with greenhouses.
As our climate is changing, we will need to continue to experiment with cropping patterns. And the more we learn the better. Experimenting with permanent crops can take years, so it will be all the more important to share the results widely. Innovative platforms such as the Organic Farm Knowledge platform and the Access Agriculture video platform offers great ideas and needed scientific insights to help us make better decisions.
Related Agro-Insight blogs
Inspiring knowledge platforms
The Organic Farm Knowledge platform: https://organic-farmknowledge.org contains a wide range of tools and resources about organic agriculture in Europe.
Access Agriculture: https://www.accessagriculture.org is a specialised video platform with freely downloadable training videos on ecological farming with a focus on the Global South.
EcoAgtube: https://www.ecoagtube.org is the alternative to Youtube where anyone from across the globe can upload their own videos related to ecological farming and circular economy.
Experimenteren met mengteelten
Al duizenden jaren mengen boeren gewassen op hun akkers om te voorzien in de uiteenlopende behoeften van hun gezinnen en om het risico op mislukte oogsten te verkleinen. Maar weten welke gewassen goed met elkaar combineren is geen eenvoudige zaak en vereist vaak wat experimenteren om uit te zoeken wat voor jou het beste werkt, zoals ik dit jaar in onze eigen tuin ontdekte.
Drie jaar geleden, toen we verhuisden naar ons gerenoveerde huis in Peer, BelgiĂ«, hebben we een verhoogd tuinbed aangelegd van gedeeltelijk verrot houtmateriaal en plantenresten, aangevuld met compost en aarde. Aangezien deze zogenaamde hĂŒgelbedden de grond vruchtbaar en vochtig houden, vonden we dit een goede manier om planten te kweken zonder dat we ze water hoefden te geven, vooral omdat we vaak enkele weken van huis zijn om trainingsvideo’s met boeren te maken.
Zoals bij veel mensen heeft Covid ons de afgelopen twee jaar met beide voeten op de grond gehouden. Zonder internationale reizen besloten we dat we meer tijd moesten besteden aan het verbouwen van ons eigen voedsel.
Op ons 10 meter lange, 2 meter brede en 1,5 meter hoge hĂŒgelbed, heeft mijn vrouw Marcella een verscheidenheid aan kruiden, specerijen, groenten en zoete maĂŻs gekweekt. Hoewel we probeerden in te schatten welke planten waar precies op het bed het liefst zouden groeien (onderaan of bovenaan, op het zuiden of op het noorden, in de halfschaduw van de nabijgelegen boswilg of in het volle zonlicht), was dit duidelijk iets dat we moesten uitproberen en gaandeweg observeren.
Afgelopen winter besloot ik drie nieuwe verhoogde bedden aan te leggen, elk noord-zuid gericht en 1,5 meter uit elkaar. Op het ene bed zou ik kruisbessen, honingbes en rode bes telen; het middelste bed zou bestemd zijn voor mijn rode en gele frambozen en op het bed dat het dichtst bij het bosje lag, zou ik een paar bramensoorten telen. Anders dan bij eenjarige planten, die je elk seizoen op een andere plaats kunt zetten, moet je goed nadenken over waar je welke struik en welk ras wilt planten. Je moet rekening houden met de architectuur van de plant, hoe sterk hij groeit, hoe hij tegen sterke wind kan en hoeveel schaduw hij verdraagt.
Nadat ik al mijn struiken had geplant, vond ik dat we nog wel wat meer konden doen. De grond kaal laten terwijl de struiken nog jong waren, leek me geen goed idee. Ik had nog een paar aardbeiplanten die ik een nieuwe plek wilde geven. De snelgroeiende frambozen zouden mijn aardbeien snel verdringen. En aardbeien gedijen niet goed in de schaduw, dus besloot ik ze op het eerste bed te planten.
In de lente, brainstormden we rond de keukentafel waar we het beste onze tomatenzaailingen konden uitplanten. “Tomatenplanten hebben diepe wortels en tomaten hebben veel zon nodig, dus laten we ze tussen onze aardbeienplanten planten,” stelde ik voor. Om te voorkomen dat de volgroeide tomatenplanten de pas geplante bessenstruiken in de schaduw zouden stellen, plantten we ze aan de noordkant van de struiken.
Vrienden en familie zeiden dat dit niet zou werken: tomaten in de openlucht kweken is vragen om problemen, omdat de tomaten zouden rotten voordat ze rijp waren. Dat was misschien waar met onze traditionele natte zomers, maar gezien het veranderende klimaat dacht ik dat het zou kunnen werken. We hadden tenslotte geen keus, want we hebben geen serre.
Op een dag was ik in gesprek met Bram Moeskops, die het platform voor biologische landbouwkennis van IFOAM Organics Europe beheert. Terwijl hij me een virtuele rondleiding gaf op hun uitstekende platform, was het een echt toeval dat hij me één specifieke factsheet liet zien:
“Op deze factsheet,” legde Bram uit, “laten we een nieuwe technologie zien die we proberen te promoten, namelijk de tomaat-aardbei mengteelt. Omdat de aardbeien een levende mulch vormen, wordt vermeden dat opspattend regenwater op de tomatenplanten terechtkomt”. Dit was een geweldig nieuw inzicht. Dit extra voordeel was niet bij me opgekomen, hoewel ik wist dat sporen van verschillende bodemschimmels gewoonlijk worden verspreid door opspattend regenwater en alzo tomatenziektes veroorzaken.
Onze tomatenplanten floreerden, en verrasten iedere bezoeker. Na drie jaren van extreem warme en droge zomers, was dit jaar het tegenovergestelde. En jammer genoeg hebben de maanden van hoge vochtigheid uiteindelijk ook onze planten aangetast. Het was een troost te horen dat alle tuiniers met hetzelfde probleem te kampen hadden gehad, zelfs die met serres.
Aangezien ons klimaat verandert, zullen we moeten blijven experimenteren met teeltpatronen. En hoe meer we leren, hoe beter. Experimenteren met blijvende teelten kan jaren duren, dus is het des te belangrijker om de resultaten op grote schaal te delen. Innovatieve platforms zoals het platform Organic Farm Knowledge en het videoplatform Access Agriculture bieden goede ideeën en de nodige wetenschappelijke inzichten om ons te helpen betere beslissingen te nemen.
Inspirerende kennisplatformen
The Organic Farm Knowledge platform: https://organic-farmknowledge.org met informatie over biolandbouw in Europe.
Access Agriculture: https://www.accessagriculture.org  is een gespecialiseerd videoplatform met gratis te downloaden opleidingsvideo’s over ecologische landbouw met een focus op het Zuiden.