Nederlandse versie hieronder
Almario Senoro and his wife, Frances Mae, warmly welcome us as we arrive at Senoro Green Farm. One of the local partners that we are training on Negros Island in the Philippines is making a video on farm record keeping, and it turns out this farm family has just the right experiences to share.
Located on the outskirts of Bago City, since 2014 the family has been developing their three-hectare land into a fully integrated agroecological farm. Almario proudly shows us a map of the farm, which reveals that the farm design has been given some clear thought.
Organic rice is grown on two hectares and milled on the farm to ensure full compliance for organic certification. While Almario guides us around the house, we notice how pleasant the environment is; you hardly feel the heat of the sun as shade is provided by a wide variety of tropical fruit and coconut palm trees scattered around the garden.
In a small screen house, we meet Joyse Salcedo busy transplanting seedlings of various types of herbs and ornamentals. Joyse is from the neighbourhood and manages a team of five women who all work on the farm, wearing the same Senoro Green Farm t-shirts. On a whiteboard, Joyse accurately keeps track of all activities, so our trainees decide to interview her for their video.
“For us to know, for example, when did I sow, when can I transplant, when can I harvest, we need records in our everyday work,†Joyse says. By doing so, they can properly plan and know when different crops will be ready to sell at the market.
The farm has a contract with a local Italian restaurant to weekly provide 10 kilograms of sweet basil, for which it charges 400-500 Philippine pesos per kilogram (7-8 Euros). The restaurant uses the fresh, organic basil leaves to make into a delicious pesto. Thai basil leaves are provided on a weekly basis to a Thai restaurant.
“Herbs like basil are really great, as you need to plant them only once and you can then harvest leaves for six months, if you know how to manage the crop properly,†confides Frances. “We also sell locally crafted baskets with seedlings of five different herbs for anyone who wants to start their own small herb garden.â€
The farm has chickens, ducks, and a fish pond. The bran from the rice mill is used as feed. The poultry droppings are collected to feed worms that produce vermicompost, which helps to keep the soil in the vegetable plots healthy and fertile. Full recycling of farm resources is at the heart of the farm, requiring creativity in planning and the occasional adjustments.
While keeping records is useful for any farmer, it is a must for organic farmers, as Almario explains in front of the camera.
“Record keeping is needed for organic farming to track our crops: where they came from, how they were grown, what inputs we used. It is essential when we apply for certification from a third party or PGS, participatory guarantee system, to organically certify our products.â€
We are surprised to learn that Almario is a chemical engineer. Not really the type of profile one expects for an organic farmer.
For years, Almario and his wife lived and worked in the capital city, Manila. “It was such a stressful work and life that it even affected my health. When I checked with my doctor all my results were borderline: high blood sugar and uric acid .… The doctor prescribed medicines, but I didn’t like to take them because I knew they would affect my kidneys. I then changed my lifestyle 180 degrees because I love my health and want to stay longer in this world.â€
In one year, Almario learned about organic farming and then decided to set up his own farm. “Since then I have only eaten organic food. I became a healthy person. Lately, I had a health check-up and my health improved; thank God for that.â€
Now in their forties, Almario and Frances are not just entrepreneurial farmers, they have established various marketing outlets to sell fresh produce as well as jars of pickled papaya, chilli oil and refreshing juices made from the small calamansi fruits (Philippine lime), lightly flavoured with herbs, ginger, and turmeric.
The couple also turned Senoro Green Farm into a unique learning space for students interested in becoming ecological or certified organic farmers. They have just received approval from the local authorities to establish an official training centre to support young people who want to start an organic farm, as well as those who want to just learn about organic agriculture.
And it is not just about ecological farming. The farm also offers a wide range of “farm experience†and “slow food experience†packages to groups or families for 200 to 600 Philippine pesos per person (3-10 Euros), as presented in their promotional leaflet.
You can help with transplanting herbs or vegetables, harvest dwarf coconuts, and enjoy drinking the refreshing coconut water. You can also learn how to prepare traditional dishes, using native utensils and a traditional clay pot. A three-course meal can be enjoyed in a bahay kubo, a traditional bamboo country house, with the food being presented on banana leaves as plates.
Clearly, Almario and Frances have succeeded in developing their farm with respect for the environment and traditional culture. And they have become an inspiration for others to become agri-preneurs. Sometimes a wakeup call is needed to let people discover their real passion.
Een “slow food†boerenschool
Almario Senoro en zijn vrouw Frances Mae verwelkomen ons hartelijk als we aankomen bij Senoro Green Farm. Een van de lokale partners die we trainen op Negros Island in de Filippijnen maakt een video over boekhouden van boerderijen en het blijkt dat deze boerenfamilie precies de juiste ervaringen heeft om te delen.
De familie ligt aan de rand van Bago City en is sinds 2014 bezig om hun land van drie hectare te ontwikkelen tot een volledig geïntegreerde agro-ecologische boerderij. Almario laat ons trots een plattegrond van de boerderij zien, waarop duidelijk is dat er goed is nagedacht over het ontwerp van de boerderij.
Op twee hectare wordt biologische rijst verbouwd en op de boerderij gemalen om volledig te voldoen aan de eisen voor biologische certificering. Terwijl Almario ons rondleidt door het huis, valt het ons op hoe aangenaam de omgeving is; je voelt de hitte van de zon nauwelijks omdat er schaduw wordt geboden door een grote verscheidenheid aan tropische fruit- en kokospalmbomen die verspreid in de tuin staan.
In een kleine serre ontmoeten we Joyse Salcedo die bezig is met het verplanten van zaailingen van verschillende soorten kruiden en sierplanten. Joyse komt uit de buurt en geeft leiding aan een team van vijf vrouwen die allemaal op de boerderij werken, met dezelfde Senoro Green Farm t-shirts aan. Op een whiteboard houdt Joyse nauwkeurig alle activiteiten bij, dus besluiten onze trainees haar te interviewen voor hun video.
“Om bijvoorbeeld te weten wanneer ik gezaaid heb, wanneer ik kan uitplanten, wanneer ik kan oogsten, hebben we een administratie nodig voor ons dagelijkse werk,” zegt Joyse. Hierdoor kunnen ze goed plannen en weten ze wanneer de verschillende gewassen klaar zijn om op de markt verkocht te worden.
De boerderij heeft een contract met een plaatselijk Italiaans restaurant om wekelijks 10 kilo basilicum te leveren, waarvoor 400-500 Filipijnse pesos per kilo (7-8 euro) wordt gevraagd. Het restaurant gebruikt de verse, biologische basilicumblaadjes om een heerlijke pesto van te maken. Thaise basilicumblaadjes worden wekelijks geleverd aan een Thais restaurant.
“Kruiden zoals basilicum zijn echt geweldig, omdat je ze maar één keer hoeft te planten en je dan zes maanden lang bladeren kunt oogsten, als je weet hoe je het gewas goed moet beheren,” vertrouwt Frances ons toe. “We verkopen ook lokaal gemaakte manden met zaailingen van vijf verschillende kruiden voor iedereen die zijn eigen kleine kruidentuin wil beginnen.”
De boerderij heeft kippen, eenden en een visvijver. De zemelen van de rijstmolen worden gebruikt als veevoer. De uitwerpselen van het pluimvee worden verzameld om wormen te voeden die vermicompost produceren, wat helpt om de grond in de groentetuinen gezond en vruchtbaar te houden. Het volledig hergebruiken van de middelen van de boerderij vormt de kern van de boerderij en vereist creativiteit bij het plannen en af en toe aanpassingen.
Hoewel het bijhouden van een administratie nuttig is voor elke boer, is het een must voor biologische boeren, zoals Almario uitlegt voor de camera.
“Het bijhouden van een register is nodig voor biologische landbouw om onze gewassen te kunnen volgen: waar ze vandaan komen, hoe ze zijn verbouwd, welke inputs we hebben gebruikt. Het is essentieel wanneer we certificering aanvragen bij een derde partij of PGS, participatief garantiesysteem, om onze producten biologisch te certificeren.”
Het verbaast ons dat Almario chemisch ingenieur is. Niet echt het profiel dat je verwacht van een biologische boer.
Jarenlang woonden en werkten Almario en zijn vrouw in de hoofdstad Manilla. “Het was zo’n stressvol werk en leven dat het zelfs mijn gezondheid aantastte. Toen ik op controle ging bij mijn dokter waren al mijn uitslagen gevaarlijk tegen de grens aan: hoge bloedsuikerspiegel en urinezuur …. De dokter schreef medicijnen voor, maar ik wilde ze niet innemen omdat ik wist dat ze mijn nieren zouden aantasten. Ik heb toen mijn levensstijl 180 graden veranderd omdat ik van mijn gezondheid houd en langer op deze wereld wil blijven.”
In een jaar tijd leerde Almario over biologische landbouw en besloot toen om zijn eigen boerderij op te zetten. “Sindsdien eet ik alleen nog maar biologisch voedsel. Ik ben een gezond mens geworden. Onlangs ben ik nog onderzocht en mijn gezondheid is verbeterd; God zij dank daarvoor.”
Nu ze in de veertig zijn, zijn Almario en Frances niet alleen ondernemende boeren, ze hebben ook verschillende verkooppunten opgezet om verse producten te verkopen, maar ook potten ingemaakte papaja, chili-olie en verfrissende sappen gemaakt van de kleine calamansi-vruchten (Filipijnse limoen), licht op smaak gebracht met kruiden, gember en kurkuma.
Het echtpaar heeft Senoro Green Farm ook omgetoverd tot een unieke leerplek voor studenten die geïnteresseerd zijn om ecologische of gecertificeerde biologische boeren te worden. Ze hebben net goedkeuring gekregen van de lokale autoriteiten om een officieel trainingscentrum op te zetten om jonge mensen te ondersteunen die een biologische boerderij willen beginnen, maar ook degenen die alleen maar willen leren over biologische landbouw.
En het gaat niet alleen om ecologische landbouw. De boerderij biedt ook een breed scala aan “boerderij ervaring” en “slow food ervaring” pakketten voor groepen of families voor 200 tot 600 pesos per persoon (3-10 euro), zoals gepresenteerd in hun promotiefolder.
Je kunt helpen met het verplanten van kruiden of groenten, dwergkokosnoten oogsten en genieten van het verfrissende kokoswater. Je kunt ook leren hoe je traditionele gerechten bereidt met inheems keukengerei en een traditionele kleipot. Een driegangendiner kan worden genuttigd in een bahay kubo, een traditioneel bamboe buitenhuis, waarbij het eten wordt gepresenteerd op bananenbladeren als borden.
Almario en Frances zijn er duidelijk in geslaagd om hun boerderij te ontwikkelen met respect voor het milieu en de traditionele cultuur. En ze zijn een inspiratie voor anderen geworden om agri-preneurs te worden. Soms is er een wake-up call nodig om mensen hun echte passie te laten ontdekken.
Nederlandse versie hieronder
Before any of our workshops where we train local organisations to produce quality farmer-to-farmer training videos, we visit the farmers where the local trainees will develop their videos over the next two weeks. This time, we are set to train four local organisations from different regions in the Philippines.
As the training is held at the EcoPark in Bacolod on Negros Island in the Western Visayas of the Philippines, two highly experienced organic farmers were identified beforehand with very diverse integrated farms not too far from the venue.
Pastor Jerry Dionson grew up in the northern part of Negros, a region dominated by sugarcane plantations. When he decided to start growing organic food about two decades ago, he moved to Bacolod, further south. Farmers ridiculed him because his rice fields yielded only half of what they were harvesting. Three years later, he had cut back on expenses and harvested more than others in the community. He currently is elected president of one of the local irrigation associations, with 179 members.
“Each family used to have 10 water buffaloes to prepare the fields and provide milk, but now they have machines and at most just one buffalo. Many buffaloes have also died, intoxicated by the glyphosate that farmers use to control weeds,†Pastor Jerry says.
In 2010, the law on organic agriculture was passed in the Philippines, giving due recognition to this alternative farming system. Since then, Pastor Jerry’s reputation has steadily grown and he has received numerous national awards. Farmers now do take him seriously.
From his farmhouse, surrounded by banana plants, coconut palm trees, mango and jackfruit trees, we walk on narrow ditches between the paddy fields that are close to being harvested, pass by a 350 square-metre fishpond, to then arrive at some mixed vegetable fields that are on slightly higher ground.
“It is not just about refraining from the use of pesticides, herbicides and chemical fertilisers, but also to ensure that the family has healthy and diverse food throughout the year,†says Pastor Jerry.
Pastor Jerry hosts intern agriculture students from the University of Negros Occidental – Recoletos. In one of his rice fields the students, as well as on occasion other fellow farmers, take part in his farmer field school where they learn to observe the effect of various home-made fermented liquid fertilisers made from crop, animal and fish waste.
Organic farming should not be about replacing chemical inputs with commercial organic inputs while continuing to spend a lot of money on them. In fact, while Pastor Jerry takes us on a tour on his farm, it becomes clear how all natural problems can be solved by natural solutions that are freely available. That is, if one has the right knowledge.
In one of the fields, our attention is drawn to two palm leaf fronds of which the bottoms stick out above the rice plants. In many countries, I have seen organic farmers placing sticks in their rice fields to attract birds, which eat caterpillars chewing away the leaves of rice plants. Never taking something for granted when seeing something unusual in a farmers’ field, I enquire about it.
“These are to control rats,†Pastor Jerry says.
“Just those two leaf fronds do the job?†I ask a little puzzled, “and the rats don’t move to other parts of the field?â€
“We place the leaf fronds there where we have observed rat damage. Once we have inserted them in the soil, the rats don’t come back. They really don’t like those leaf fronds. Don’t ask me why, but this is local knowledge that I learned from elderly farmers. And it works.â€
A little further, we observe small pinkish balls on the stem of one of the rice plants. They appear to be the egg masses of the infamous golden apple snail that causes serious damage to young rice seedlings. The biology and ecology of this pest is still little studied.
Native to South America, golden apple snails with their orange-yellow flesh were introduced in the Philippines between 1982 and 1984, with the intention to serve as a source of protein for low-income Filipino farmers. However, already by 1986 it became apparent that the snails thrived so prolifically in irrigated paddy fields that they became a major pest for rice farmers. Again, one of the solutions is found in nature.
Integrated rice-duck systems have a long tradition in Asia, but have had a major decline with the introduction of pesticides and herbicides since the 1960s. With the increased interest in organic rice, this integrated system is up for a revival.
Young, 3-week old ducks are released in rice fields about a week after transplanting or three weeks after direct sowing. The ducks feed on insects, such as rice planthoppers and leafrollers, as well as on small golden apple snails. Ducks control weeds and their droppings fertilise the field, resulting in better growth and yield. As a bonus, farmers can reduce their expenses for feed while the duck meat quality improves. Current research has also shown that the continuous puddling by ducks between rice plants helps to reduce methane emissions, an important greenhouse gas.
It is great that we can work with highly motivated, local partners and experienced organic farmers who are willing to share their knowledge and experience to develop some new videos in the years to come.
Photo credit: the first photograph is by John Samuels.
Natuurlijke oplossingen
Voorafgaand aan elk van onze workshops waar we lokale organisaties opleiden om boerentrainingsvideo’s te maken, bezoeken we boeren waar de lokale trainees de komende twee weken hun video’s zullen ontwikkelen. Deze keer trainen we vier lokale organisaties uit verschillende regio’s van de Filipijnen.
Omdat de training wordt gehouden in het EcoPark in Bacalod op Negros eiland in de Visayas, de centrale regio van de Filipijnen, zijn vooraf twee zeer ervaren biologische boeren geïdentificeerd met zeer diverse, geïntegreerde boerderijen, niet ver van de locatie.
Pastor Jerry Dionson groeide op in het noordelijke deel van Negros, een regio die gedomineerd wordt door suikerrietplantages. Toen hij zo’n twintig jaar geleden besloot om biologisch voedsel te gaan verbouwen, verhuisde hij naar Bacalod, meer naar het zuiden. Boeren maakten hem belachelijk omdat zijn rijstvelden maar de helft opbrachten van wat zij oogstten. Drie jaar later had hij op zijn uitgaven bezuinigd en meer geoogst dan anderen in de gemeenschap. Nu is hij gekozen tot voorzitter van een van de plaatselijke irrigatieverenigingen, met 179 leden.
“Elke familie had vroeger 10 waterbuffels om de velden te bewerken en voor hun melk, maar nu hebben ze machines en hooguit één buffel. Veel buffels zijn ook gestorven, bedwelmd door het glyfosaat dat boeren gebruiken om onkruid te bestrijden,” zegt pastor Jerry.
In 2010 werd de wet op biologische landbouw in de Filipijnen aangenomen, waardoor dit alternatieve landbouwsysteem de nodige erkenning kreeg. Sindsdien is de reputatie van pastor Jerry gestaag gegroeid en heeft hij talloze nationale prijzen ontvangen. Boeren nemen hem nu serieus.
“Het gaat niet alleen om het afzien van het gebruik van pesticiden, herbiciden en kunstmest, maar ook om ervoor te zorgen dat de familie het hele jaar door gezond en gevarieerd voedsel heeft,” zegt pastor Jerry.
Pastor Jerry is gastheer voor landbouwstudenten van de University of Negros Occidental – Recoletos. In een van zijn rijstvelden nemen de studenten, en af en toe ook andere collega-boeren, deel aan zijn boerenveldschool waar ze het effect leren observeren van verschillende zelfgemaakte gefermenteerde vloeibare meststoffen gemaakt van gewas-, dier- en visafval.
Biologische landbouw moet niet gaan over het vervangen van chemische middelen door commerciële, biologische middelen terwijl je er veel geld aan blijft uitgeven. In feite, terwijl pastor Jerry ons meeneemt op een rondleiding op zijn boerderij, wordt het duidelijk hoe alle natuurlijke problemen kunnen worden opgelost door natuurlijke oplossingen die kosteloos beschikbaar zijn. Tenminste, als je de juiste kennis hebt.
In een van de velden wordt onze aandacht getrokken door twee takken van palmbladeren waarvan de onderkant boven de rijstplanten uitsteekt. In veel landen heb ik gezien dat biologische boeren stokken in hun rijstvelden plaatsen om vogels aan te trekken, die rupsen eten die de bladeren van de rijstplanten wegvreten. Als ik iets ongewoons zie in het veld van een boer, neem ik dat nooit voor lief en vraag ernaar.
“Deze zijn om ratten te bestrijden,” zegt Pastor Jerry.
“Alleen die twee bladertakken doen het werk,” vraag ik een beetje verbaasd, “en de ratten verhuizen niet naar andere delen van het veld?”.
“We plaatsen de bladertakken daar waar we schade door ratten hebben waargenomen. Als we ze eenmaal in de grond hebben gestopt, komen de ratten niet meer terug. Ze houden echt niet van die bladertakken. Vraag me niet waarom, maar dit is lokale kennis die ik van oudere boeren heb geleerd. En het werkt.”
Iets verderop zien we kleine roze bolletjes op de stengel van één van de rijstplanten. Het blijken eiermassa’s te zijn van de beruchte gouden appelslak die ernstige schade toebrengt aan jonge rijstplantjes. De biologie en ecologie van deze plaag is nog weinig bestudeerd.
De grote, gouden appelslakken met hun oranje-gele vlees, die oorspronkelijk uit Zuid-Amerika komen, werden tussen 1982 en 1984 in de Filippijnen geïntroduceerd met de bedoeling om als eiwitbron te dienen voor Filipijnse boeren met een laag inkomen. Maar al in 1986 werd duidelijk dat de slakken zo goed gedijden in geïrrigeerde rijstvelden dat ze een grote plaag werden voor rijstboeren. Opnieuw is een van de oplossingen te vinden in de natuur.
Geïntegreerde rijst-eend systemen hebben een lange traditie in Azië, maar hebben een grote terugval gehad door de introductie van pesticiden en herbiciden sinds de jaren 1960. Met de toegenomen belangstelling voor biologische rijst is dit geïntegreerde systeem toe aan een heropleving.
Jonge, drie weken oude eenden worden in de rijstvelden losgelaten als de plantjes minstens drie weken oud zijn. De eenden voeden zich met insecten en kleine gouden appelslakken. Eenden beheersen onkruid en hun uitwerpselen bemesten het veld, wat resulteert in een betere groei en opbrengst. Als bonus kunnen boeren hun uitgaven voor voer verlagen, terwijl de kwaliteit van het eenden vlees verbetert. Huidig onderzoek heeft tevens aangetoond dat het continue poelen door eenden tussen de rijstplanten helpt om de uitstoot van methaan, een belangrijk broeikasgas, te verminderen.
Het is geweldig dat we kunnen samenwerken met zeer gemotiveerde, lokale partners en ervaren biologische boeren die bereid zijn om hun kennis en ervaring te delen om de komende jaren een aantal nieuwe video’s te ontwikkelen.
Nederlandse versie hieronder
In Ecuador, as in many other countries, the rural exodus of men to cities and abroad, in search of work, imposes new duties and responsibilities on the women who are left behind. Besides having to look after their households, they now are also left to manage the farm and sell their produce. For indigenous women, this poses special challenges because so many men have left, and until recently the women held few formal positions of leadership. Without the necessary confidence and proper skills to negotiate prices with middlemen these women continue to be exploited and forced to live in poverty.
As Marcella, Jeff and I visited the NGO EkoRural in Quito in 2022 to meet with the director Ross Borja and scientific advisor, Pedro Oyarzun, it was encouraging to hear how things are gradually changing thanks to many years of support by local organisations, backed by a growing pressure of the international community to advance women’s rights and consider gender in all their activities. For rural women to grow confidence and strengthen their agency, getting organised into women’s associations is crucial. To nurture future women leaders this can best happen when they are given a safe space.
When women grow food without agrochemicals this makes them stand out from other food sellers in the cities, and many urban clients are willing to pay an extra price for healthy food. “But without the necessary skills and loaded with the historic mistreatment, indigenous women have little chance in conventional food markets to sell their produce at a fair price,†says Ross.
She explains that for a decade, EkoRural has been helping indigenous and mestizos smallholder farmers to sell their produce and build a client base in urban centres by establishing new dedicated agroecological markets at family planning centres. “As only women with children come to the health centres and most of the doctors are also women, this has offered a relaxed environment for indigenous rural women to gradually develop their skills and confidence,†says Ross. Once a week the women set up their stalls in the garage of the family planning centres.
EkoRural has also supported workshops where the women doctors together with their patients and farmers learn about food and nutrition. The link between healthy food and human health is an obvious one, but using urban family planning centres to create a market for disadvantaged rural women is something I had never heard of before: truly an innovative approach that at the same time helps create a relationship between food producers and consumers.
That this approach is bearing fruit has been proven by the past two years of the covid pandemic. While the lockdown closed down these new markets, the urban consumers, including the doctors, have established such good relations with the rural women that they continue to buy their produce by placing orders on the phone or social media. Not all of the indigenous women are familiar with digital communication, but their children are.
Another example of EkoRural’s concern for rural women is the initiative to sell agroecological products at the Casa de la Mujer in Riobamba. This initiative allowed not only to sell but also for young rural women to come into contact with gender issues and leadership at the provincial and national levels and to experience leadership roles in this organisation.
When attention to gender is taken seriously and with the necessary creativity and investment in building rural women’s organisations, it is possible to establish alternative food networks. Gradually and in a supportive environment, indigenous women can gain the necessary skills and confidence to earn a decent livelihood in the absence of men.
Related Agro-Insight blogs
Acknowledgements
Ross Borja from EkoRural kindly commented on an earlier draft and shared photos on the markets at family planning centres. The visit in Ecuador to film various farmer-to-farmer training videos, including the one on “Inspiring women leaders†was made possible with the kind support of the Collaborative Crop Research Program (CCRP) of the McKnight Foundation.
Een veilige ruimte voor vrouwen
In Ecuador, net als in veel andere landen, legt de plattelandsvlucht van mannen naar de steden en het buitenland, op zoek naar werk, nieuwe plichten en verantwoordelijkheden op aan de vrouwen die achterblijven. Naast het huishouden moeten ze nu ook de boerderij beheren en hun producten verkopen. Voor inheemse vrouwen brengt dit speciale uitdagingen met zich mee omdat er zoveel mannen zijn vertrokken en de vrouwen tot voor kort weinig formele leiderschapsposities bekleedden. Zonder het nodige zelfvertrouwen en de juiste vaardigheden om met tussenhandelaren over prijzen te onderhandelen, worden deze vrouwen nog steeds uitgebuit en gedwongen om in armoede te leven.
Toen Marcella, Jeff en ik in 2022 een bezoek brachten aan de NGO EkoRural in Quito voor een ontmoeting met de directeur Ross Borja en wetenschappelijk adviseur Pedro Oyarzun, was het bemoedigend om te horen hoe dingen geleidelijk veranderen dankzij de jarenlange steun van lokale organisaties, gesteund door een groeiende druk van de internationale gemeenschap om vrouwenrechten te bevorderen en rekening te houden met gender in al hun activiteiten. Om vrouwen op het platteland meer zelfvertrouwen te geven en hun invloed te versterken, is het van cruciaal belang dat ze zich organiseren in vrouwenorganisaties. Om toekomstige vrouwelijke leiders op te voeden kan dit het beste gebeuren als ze een veilige ruimte krijgen.
Wanneer vrouwen voedsel verbouwen zonder landbouwchemicaliën, onderscheiden ze zich van andere voedselverkopers in de steden en veel klanten in de steden zijn bereid om een extra prijs te betalen voor gezond voedsel. “Maar zonder de benodigde vaardigheden en beladen met de historische mishandeling, hebben inheemse vrouwen weinig kans op conventionele voedselmarkten om hun producten tegen een eerlijke prijs te verkopen,” zegt Ross.
Ze legt uit dat EkoRural al tien jaar lang kleine inheemse en mestiezenboeren helpt om hun producten te verkopen en een klantenbestand op te bouwen in stedelijke centra door nieuwe speciale agro-ecologische markten op te zetten bij centra voor gezinsplanning. “Aangezien alleen vrouwen met kinderen naar de gezondheidscentra komen en de meeste dokters ook vrouwen zijn, bood dit een ontspannen omgeving voor inheemse plattelandsvrouwen om geleidelijk hun vaardigheden en zelfvertrouwen te ontwikkelen,” zegt Ross. Eens per week zetten de vrouwen hun kraampjes op in de garage van de gezinsplanningscentra.
EkoRural heeft ook workshops ondersteund waar de vrouwelijke artsen samen met hun patiënten en boeren leren over voeding. Het verband tussen gezonde voeding en menselijke gezondheid ligt voor de hand, maar het gebruik van stedelijke centra voor gezinsplanning om een markt te creëren voor kansarme plattelandsvrouwen is iets waar ik nog nooit van had gehoord: echt een innovatieve aanpak die tegelijkertijd helpt een relatie te creëren tussen voedselproducenten en consumenten.
Dat deze aanpak vruchten afwerpt, hebben de afgelopen twee jaar van de covidepandemie wel bewezen. Terwijl deze nieuwe markten door de lockdown werden gesloten, hebben de stedelijke consumenten, waaronder de artsen, zo’n goede relatie opgebouwd met de plattelandsvrouwen dat ze hun producten blijven kopen door bestellingen te plaatsen via de telefoon of sociale media. Niet alle inheemse vrouwen zijn bekend met digitale communicatie, maar hun kinderen wel.
Een ander voorbeeld van EkoRural’s aandacht voor plattelandsvrouwen is het initiatief om agro-ecologische producten te verkopen in het Casa de la Mujer (“Huis van de Vrouwenâ€) in Riobamba. Dit initiatief maakte het niet alleen mogelijk om te verkopen, maar ook om jonge plattelandsvrouwen in contact te brengen met genderkwesties en leiderschap op provinciaal en nationaal niveau en om leiderschapsrollen in deze organisatie te ervaren.
Wanneer aandacht voor gender serieus wordt genomen en met de nodige creativiteit en investeringen in het versterken van vrouwenorganisaties op het platteland, is het mogelijk om alternatieve voedselnetwerken op te zetten. Geleidelijk aan en in een ondersteunende omgeving kunnen inheemse vrouwen de nodige vaardigheden en zelfvertrouwen verwerven om een fatsoenlijk inkomen te verdienen in afwezigheid van hun mannen.
Nederlandse versie hieronder
Teenage girls are vulnerable and when they become pregnant societies deal with them in different ways. In Uganda, they are called all sorts of names, such as a bad person, a disgrace to parents, and even a prostitute. No one wants their children to associate with them because they are considered a bad influence. Parents often expel their daughters from the family and tell them that their life has come to end. Rebecca Akullu experienced this at the age of 17. But Rebecca is not like any other girl.
After giving birth to her baby, she saved money to go to college, where she got a diploma in business studies in 2018. Rebecca soon got a job as accountant at the Aryodi Bee Farm in Lira, northern Uganda, a region that has high youth unemployment and is still recovering from the violence unleashed by the Lord’s Resistance Army, a rebel group. The farm director appreciated her work so much that he employed her.
“Over the years, I developed a real passion for bees,†Rebecca says, “and through hands-on training, I became an expert in beekeeping myself. Whenever l had a chance to visit farmers, I was shocked to see how they destroyed and polluted the environment with agrochemicals, so I became deeply convinced of the need to care for our environment.â€
So, when Access Agriculture launched a call for young entrepreneurs to become farm advisors using a solar-powered projector to screen farmer training videos, Rebecca applied. After being selected as an Entrepreneur for Rural Access (ERA) in 2021, she received the equipment and training. At first she combined her ERA services with her job at the farm, but by the end of the year she resigned. Promoting her new business service required courage. Asked about her first marketing effort, Rebecca said she informed her community at church, at the end of Sunday service.
“I was really anxious the first time I had to screen videos to a group of 30 farmers. I wondered if the equipment would work, which video topics the farmers would ask for and whether I would be able to answer their questions afterwards,†Rebecca recalls. Her anxiety soon evaporated. Farmers wanted to know what videos she had on maize, so she showed several, including the ones on the fall armyworm, a pest that destroys entire fields. Farmers learned how to monitor their maize to detect the pest early, and they started to control it with wood ash instead of toxic pesticides.
Rebecca was asked to organise bi-weekly shows for several months, and she continues to do this, whenever asked. Having negotiated with the farm leader, each farmer pays 1,000 Ugandan Shillings (0.25 Euro) per show, where they watch and discuss three to five videos in the local Luo language. Some of the videos are available in English only, so Rebecca translates them for the farmers. “But collecting money from individual farmers and mobilising them for each show is not easy,†she says.
The videos impressed the farmers, and the ball started rolling. Juliette Atoo, a member of one of the farmer groups and primary school teacher in Akecoyere village, convinced her colleagues of the power of these videos, so Barapwo Primary School became Rebecca’s second client, offering her another unique experience.
“The children were so interested to learn and when I went back a month later, I was truly amazed to see how they had applied so many things in their school garden: the spacing of vegetables, the use of ash to protect their vegetable crops, compost making, and so on. The school was happy because they no longer needed to spend money on agrochemicals, and they could offer the children a healthy, organic lunch,†says Rebecca.
As she grew more confident, new contracts with other schools soon followed. For each client Rebecca negotiates the price depending on the travel distance, accommodation, and how many children watch the videos. Often five videos are screened per day for two consecutive days, earning her between 120,000 and 200,000 Ugandan Shillings (30 to 50 Euros). Schools will continue to be important clients, because the Ugandan government has made skill training compulsory. Besides home economics and computer skills, students can also choose agriculture, so all schools have a practical school farm and are potential clients.
While she continues to engage with schools, over time Rebecca has partly changed her strategy. She now no longer actively approaches farmer groups, but rather explores which NGOs work with farmers in the region and what projects they have or are about to start. Having searched the internet and done background research, it is easier to convince project staff of the value of her video-based advisory service.
As Rebecca, now the mother of four children, does not want to miss the opportunity to respond to the growing number of requests for her video screening service, she is currently training a man and a woman in their early twenties to strengthen her team.
Having never forgotten her own suffering as a young mother, and having experienced the opportunities offered by the Access Agriculture videos, Rebecca also decided to establish her own community-based organisation: the Network for Women in Action, which she runs as a charity. Having impressed her parents, in 2019 they allowed her to set up a demonstration farm (Newa Api Green Farm) on family land, where she trains young girls and pregnant teenage school dropouts in artisan skills such as, making paper bags, weaving baskets and making beehives from locally available materials.
Traditional beehives are made from tree trunks, clay pots, and woven baskets smeared with cow dung that are hung in the trees. To collect the honey, farmers climb the trees and destroy the colonies. From one of the videos made in Kenya, the members of the association learned how to smoke out the bees, and not destroy them.
From another video made in Nepal, Making a Modern Beehive, the women learned to make improved beehives in wooden boxes, which they construct for farmers upon order. From the video, they realised that the currently used bee boxes were too large. “Because small colonies are unable to generate the right temperature within the large hives, we only had a success rate of 50%. Now we make our hives smaller, and 8 out 10 hives are colonised successfully,†says Rebecca.
Young women often have no land of their own, so members who want to can place their beehives on the demo farm. “We also have a honey press. All members used to bring their honey to our farm. But from the video Turning Honey into Money, we learned that we can easily sieve the honey through a clean cloth after we have put the honey in the sun. So now, women can process the honey directly at their homes.â€
The bee business has become a symbol of healing. Farmers understand that their crops benefit from bees, so the young women beekeepers are appreciated for their service to the farming community. But also, parents who had expelled their pregnant daughter, embarrassed by societal judgement, begin to accept their entrepreneurial daughter again as she sends cash and food to her parents.
“We even trained young women to harvest honey, which traditionally only men do. When people in a village see our young girls wearing a beekeeper’s outfit and climbing trees, they are amazed. It sends out a powerful message to young girls that, even if you become a victim of early motherhood, there is always hope. Your life does not end,†concludes Rebecca.
Kindermoeders weer hoop geven
Tienermeisjes zijn kwetsbaar en als ze zwanger worden gaan maatschappijen vaak op verschillende manieren met hen om. In Oeganda worden ze allerlei namen gegeven, zoals een slecht persoon, een schande voor de ouders en zelfs een prostituee. Niemand wil dat hun kinderen met hen omgaan omdat ze als een slechte invloed worden beschouwd. Ouders verstoten hun dochters vaak uit de familie en vertellen hen dat hun leven voorbij is. Dit is wat Rebecca Akullu meemaakte op 17-jarige leeftijd. Maar Rebecca is niet zoals ieder ander meisje.
Na de geboorte van haar baby spaarde ze geld om naar de universiteit te gaan en haalde in 2018 een diploma in bedrijfswetenschappen. Rebecca kreeg al snel een baan als boekhouder bij de Aryodi Bee Farm in Lira, in het noorden van Oeganda, een regio met een hoge jeugdwerkloosheid die nog herstellende is van de opstand van Lord’s Resistance Army, een gewelddadige rebellengroepering. De directeur waardeerde haar werk zo erg dat hij haar in dienst nam.
“In de loop der jaren ontwikkelde ik een echte passie voor bijen,” vertelt Rebecca, “en door praktische training werd ik zelf een expert in het houden van bijen. Telkens als ik de kans kreeg om boeren te bezoeken, was ik geschokt om te zien hoe ze het milieu vernietigden en vervuilden met landbouwchemicaliën, dus ik raakte diep overtuigd van de noodzaak om voor ons milieu te zorgen.”
Dus toen Access Agriculture een oproep deed voor jonge ondernemers om landbouwadviseurs te worden met een projector op zonne-energie om trainingsvideo’s voor boeren te vertonen, schreef Rebecca zich in. Nadat ze was geselecteerd als Entrepreneur for Rural Access (ERA), ontving ze de apparatuur en de training in 2021. Aanvankelijk bleef ze part-time werken, doch tegen het einde van het jaar nam ze ontslag om volledig op eigen benen te staan. Om haar nieuwe bedrijfsdienst te promoten was moed nodig. Gevraagd naar haar eerste marketingpoging, zei Rebecca dat ze haar gemeenschap in de kerk informeerde, aan het einde van de zondagsdienst.
“De eerste keer dat ik video’s moest vertonen aan een groep van 30 boeren, was ik echt bang. Ik vroeg me af of de apparatuur zou werken, naar welke video’s de boeren zouden vragen en of ik hun vragen na afloop zou kunnen beantwoorden,” herinnert Rebecca zich. Haar bezorgdheid verdween al snel. Boeren wilden weten welke video’s ze had over maïs, dus liet ze er verschillende zien, waaronder die over de fall armyworm, een ernstige plaag die hele gewassen vernietigt. Boeren leerden hoe ze hun velden in de gaten konden houden om de plaag vroegtijdig te ontdekken en ze begonnen houtas te gebruiken in plaats van giftige pesticiden om de plaag te bestrijden.
Rebecca werd gevraagd om gedurende een aantal maanden tweewekelijkse shows te organiseren en doet dit nog steeds wanneer haar dat wordt gevraagd. Na onderhandeling met de leider van de lokale boerenorganisatie betaalt elke boer 1.000 Oegandese Shilling (0,25 euro) per show, waarbij ze drie tot vijf video’s in de lokale Luo-taal bekijken en bespreken. Sommige video’s zijn alleen in het Engels beschikbaar, dus vertaalt Rebecca ze voor de boeren. “Maar het is niet gemakkelijk om geld in te zamelen van individuele boeren en hen te mobiliseren voor elke show,” zegt ze.
De video’s maakten indruk op de boeren en de bal ging aan het rollen. Juliette Atoo, lid van een van de boerengroepen en lerares op een basisschool in het dorp Akecoyere, overtuigde haar collega’s van de kracht van deze video’s en zo werd de Barapwo basisschool Rebecca’s tweede klant, wat haar weer een unieke ervaring opleverde.
“De kinderen waren zo geïnteresseerd om te leren en toen ik een maand later terugging, was ik echt verbaasd om te zien hoe ze zoveel dingen hadden toegepast in hun schooltuin: de afstand tussen groenten, het gebruik van as om hun groentegewassen te beschermen, compost maken, enzovoort. De school was blij omdat ze geen geld meer hoefden uit te geven aan landbouwchemicaliën en ze de kinderen een gezonde, biologische lunch konden aanbieden,” herinnert Rebecca zich.
Naarmate ze meer vertrouwen kreeg, volgden al snel nieuwe contracten met andere scholen. Voor elke klant onderhandelt Rebecca over de prijs, afhankelijk van de afstand die moet worden afgelegd, de accommodatie en het aantal kinderen dat de video’s bekijkt. Vaak worden er vijf video’s per dag vertoond gedurende twee opeenvolgende dagen, waarmee ze tussen de 120.000 en 200.000 Oegandese Shillings (30 tot 50 euro) verdient. Scholen blijven belangrijke klanten, omdat de Oegandese overheid vaardigheidstraining verplicht heeft gesteld. Naast huishoudkunde en computervaardigheden kunnen leerlingen ook kiezen voor landbouw, dus alle scholen hebben een praktische schoolboerderij en zijn potentiële klanten.
Hoewel ze contact blijft houden met scholen, heeft Rebecca in de loop der tijd haar strategie deels gewijzigd. Ze benadert nu niet langer actief boerengroepen, maar onderzoekt welke NGO’s met boeren in de regio werken en welke projecten ze hebben of op het punt staan te starten. Nadat ze op internet heeft gezocht en achtergrondonderzoek heeft gedaan, is het gemakkelijker om projectmedewerkers te overtuigen van de waarde van de op video gebaseerde voorlichtingsdienst.
Omdat Rebecca, inmiddels moeder van vier kinderen, de kans niet wil missen om in te gaan op het toenemende aantal aanvragen voor haar video-adviesdienst, leidt ze momenteel een jonge man en jonge vrouw van begin twintig op om haar team te versterken.
Rebecca is haar eigen lijden als jonge moeder nooit vergeten en heeft de mogelijkheden ervaren die de video’s van Access Agriculture bieden. Daarom heeft ze ook besloten om haar eigen gemeenschapsorganisatie op te richten: het Netwerk voor Vrouwen in Actie, dat ze als liefdadigheidsinstelling runt. Nadat ze indruk had gemaakt op haar ouders, gaven ze haar in 2019 toestemming om een demonstratieboerderij (Newa Api Green Farm) op te zetten op het land van haar familie. Hier traint ze jonge meisjes en zwangere schoolverlaters in ambachtelijke vaardigheden, zoals het maken van papieren zakken, het weven van manden en het maken van bijenkorven met behulp van lokaal beschikbare materialen.
Traditionele bijenkorven zijn gemaakt van boomstammen, kleipotten en gevlochten manden besmeerd met koeienmest die in de bomen worden gehangen. Om de honing te verzamelen klimmen de boeren in de bomen en vernietigen ze de kolonies. Op een van de video’s die in Kenia werd gemaakt, leerden de leden van de vereniging hoe ze de bijen konden uitroken en niet vernietigen.
Op een andere video, gemaakt in Nepal, leerden de vrouwen houten bijenkasten te maken, die ze op bestelling voor boeren bouwen. Door de video realiseerden ze zich dat de huidige bijenkasten (Top Bar Hive) te groot waren. “Omdat kleine volken niet in staat zijn om de juiste temperatuur in de grote bijenkasten te genereren, hadden we slechts een succespercentage van 50%. Nu maken we onze bijenkasten kleiner en worden 8 op de 10 bijenkasten succesvol gekoloniseerd,” zegt Rebecca.
Jonge vrouwen hebben vaak geen eigen land, dus leden die dat willen kunnen hun bijenkorven op de demoboerderij zetten. “We hebben ook een honingpers. Vroeger brachten alle leden hun honing naar onze boerderij. Maar van de video’s hebben we geleerd dat we de honing gemakkelijk kunnen zeven door een schone doek nadat we de honing in de zon hebben gezet. Dus nu kunnen de vrouwen de honing direct bij hen thuis verwerken.”
De bijenteelt is een symbool van genezing geworden. Boeren begrijpen dat hun gewassen baat hebben bij bijen, dus de jonge imkervrouwen worden gewaardeerd voor hun diensten aan de boerengemeenschap. Maar ook ouders die eerst hun zwangere dochter hadden weggestuurd, beschaamd door het sociale stigma, beginnen hun ondernemende dochter weer te accepteren nu ze geld en voedsel naar haar ouders sturen.
“We hebben zelfs jonge vrouwen opgeleid tot honingoogsters, iets wat traditioneel alleen mannen doen. Als mensen in een dorp onze jonge meisjes in imkeroutfit in bomen zien klimmen, zijn ze verbaasd. Het is een krachtige boodschap voor jonge meisjes dat er altijd hoop is, zelfs als je het slachtoffer wordt van vroeg moederschap. Je leven is niet voorbij,” besluit Rebecca.
Vea la versión en español a continuación
Rural communities are starting to welcome local tourism as a way to make money. And more people in the expanding cities of Latin America are now looking for outings they can take close to home.
This year, local officials in Anzaldo, in the provinces of Cochabamba, Bolivia, asked for help bringing tourists to their municipality. Aguiatur, an association of tour guides, offered to help.
In late June, Alberto Buitrón, who heads Aguiatur, and a carload of tour guides, visited Claudio Pérez, the young tourism-culture official for the municipal government of Anzaldo. They went to see local attractions, and people who could benefit from a tour. They also printed an attractive handout explaining what the visitors would see.
In late July, ads ran in the newspaper, promoting the tour, and inviting interested people to deposit 250 Bolivianos ($35) for every two passengers, into a certain bank account. Ana and I live in Cochabamba, 65 kilometers from Anzaldo, and we decided to make the trip, but the banks had already closed on Friday . So, I just went to the Aguiatur office. Alberto was busy preparing for the trip, but he graciously accepted my payment. “And with the two of you, the bus is closed,†Alberto said, with an air of finality.
But by Saturday, more people had asked to go, and so Alberto charted a second bus and phoned the cook who would make our lunch on Sunday. At 8 PM, Saturday night, she agreed to make lunch the next day for 60 people instead of 30. In Bolivia, flexible planning often works just fine.
Early Sunday morning, we tourists met at Barba de Padilla, a small plaza in the old city of Cochabamba, and the tour agents assigned each person a seat on the bus. That would make it easy to see if anyone had strayed. Many of the tourists were retired people, more women than men, and a few grandkids. They were all from Bolivia, but many had never been to Anzaldo.
At each stop, Aguiatur had organized the local people to provide a service or sell food. In the hamlet of Flor de Pukara, we met Claudio, the municipal tourist official, but also Camila, just out of high school, and ZacarÃas Reyes, a retired school teacher. Camila and don ZacarÃas were from Flor de Pukara, and they were our local guides to show us the pre-Inka pukara (fortified site). This pukara was a cluster of stone walls on top of a rock crag. Tour guide Marizol Choquetopa, from Aguiatur, cautioned the group not to leave trash and not to remove any of the ancient pot sheds. And no one did, as near as I could tell. Our local guides told us stories about the place: spirits in the form of young ladies are said to appear on one rock outcropping, Torre Qaqa (Cliff Tower), to play music and dance at night.
We walked along the stone banks of the river, the Jatun Mayu. Then Camila’s mother served us phiri, a little dish of steamed cracked wheat, topped with cheese. It was faintly fermented, and fabulous.
In the small town of Anzaldo, we met Marco Delgadillo, a local agronomist and businessman, who has moved back to Anzaldo after his successful career in the city of Cochabamba. His hotel, El Molino del Búho (Owl Mill), includes a room for making and tasting chicha, a local alcoholic beverage brewed from maize. There was plenty of room for our large group in the salon, where we had a delicious lunch of lawa, a maize soup with potatoes, roast beef and chicken.
After lunch, our two buses gingerly navigated the narrow streets of the small town of Anzaldo. The town plaza had recently been fitted out with large models of dinosaurs to encourage visitors to come see fossils and dinosaur tracks. Two taxis were parked at the plaza, and the drivers evidently thought that they owned the town square. As the buses inched by, one taxi driver got out and angrily offered to come over and give our bus driver a beating. The passengers yelled back, urging the taxi driver to be reasonable, and he quieted down.
Our sense of adventure heightened by that buffoonish threat of violence, we drove out to the village of Tijraska. Local leaders clearly wanted to receive visitors. The community had prepared for our visit by putting up little signs indicating how to get to there. One of the leaders, don Mario, welcomed us in Quechua, the local language. Then he paused and asked if the tourists could understand Quechua.
Several people said yes, which delighted don Mario.
We strolled down to the banks of the muddy reservoir, in a narrow canyon. One young man, Ramiro, had bought a new wooden boat, with which he paddled small groups around an island in the reservoir.
For the grand finale, we stopped at the home of Ariel Angulo, a respected Bolivian musician, song writer and maker of musical instruments. Don Ariel played for us, and showed us the shop where he carves his wooden charangos, small stringed instruments. He explained that the charango was copied from a colonial Spanish instrument, the timple. After living in the city of Cochabamba for years, don Ariel has moved back home, to Anzaldo. The best charangos used to be made in Anzaldo, before the instrument makers moved to Cochabamba. Don Ariel hopes to teach young people to make charangos, and bring the craft back to Anzaldo.
This was the first ever package tour to come to Anzaldo. Local tourism from the emerging big cities of tropical countries can be a source of income for rural people, while teaching city people something about the countryside. Some people who left the small towns are retiring back in the countryside, and can help provide services to visitors and even bring traditional crafts back. It is easier for Bolivian tour guides to work with local tourists than foreign ones. For example, the local people speak the national languages. The local tour guides know how to deal with customers who sign up late. There may be risks of over-visitation, but for now, municipal governments are willing to explore tourism as development. And it can be done locally, with no foreign investment or international visitors.
Acknowledgements
Thanks to David Garvizú, Irassema Guzmán, Marizol Choquetopa and Alberto Buitrón of Aguiatur, for a safe and educational trip to Anzaldo. Alberto Buitrón, Ana Gonzáles and Paul Van Mele read and commented on an earlier version of this story.
A video from Anzaldo
Here is a video about producing healthy lupins, a nutritious. local food crop, filmed in Anzaldo in 2017. Growing lupin without disease
TURISMO PARA EL DESARROLLO
Jeff Bentley, 10 de septiembre del 2023
Las comunidades rurales empiezan a fomentar el turismo local para generar ingresos. Y más gente en las crecientes ciudades de Latinoamérica empieza a buscar destinos cerca de la casa.
Este año, algunos oficiales en Anzaldo, en las provincias de Cochabamba, Bolivia, pidieron ayuda para traer turistas a su municipio. Aguiatur, una asociación de guÃas turÃsticos, ofreció su ayuda.
Fines de junio, Alberto Buitrón, el director de Aguiatur, y varios guÃas, visitaron a Claudio Pérez, el joven Responsable de Turismo-Cultura del municipio de Anzaldo. Visitaron a varios atractivos, y a vecinos que podrÃan aprovechar del tour. Además, imprimieron un lindo folleto explicando qué es que los visitantes verÃan.
Fines de julio, salieron anuncios en el periódico, promoviendo el tour, e invitando a los interesados a depositar 250 Bs. ($35) para cada par de pasajeros, en una cuenta bancaria. Ana y yo vivimos Cochabamba, a 65 kilómetros de Anzaldo, y recién decidimos viajar después del cierre de los bancos el viernes. Por eso, fui no más a las oficinas de Aguiatur. Alberto estaba en plenos preparativos para el tour, pero amablemente me atendió. “Y con ustedes dos, el bus está cerrado,†dijo Alberto, con el aire de la finalidad.
Sin embargo, para el sábado más personas pidieron cupos, asà que Alberto contrató un segundo bus, y llamó a la cocinera que harÃa nuestro almuerzo el domingo. A las 8 PM, el sábado, ella quedó en hacer almuerzo para el dÃa siguiente para 60 personas en vez de 30. En Bolivia, la planificación flexible suele funcionar bastante bien.
A primera hora el domingo, los turistas nos reunimos en la pequeña plaza de Barba de Padilla, en el casco viejo de Cochabamba, y los guÃas turÃsticos asignaron a cada persona un asiento en el bus. Asà podrÃan llevar un buen control y no perder a nadie. Muchos de los turistas eran jubilados, más mujeres que hombres, con algunos nietitos. Todos eran de Bolivia, pero muchos no conocÃan a Anzaldo.
En cada escala, Aguiatur habÃa organizado a la gente local para dar un servicio o vender comida. En el caserÃo de Flor de Pukara, conocimos a Claudio, el oficial de turismo municipal, pero también a Camila, recién egresada del colegio, y ZacarÃas Reyes, un profesor jubilado. Camila y don ZacarÃas eran de Flor de Pukara, y como guÃas locales nos mostraron la Pukara preincaica. La pukara era una colección de muros de piedra encima de un peñasco. Nuestra guÃa Marizol Choquetopa, de Aguiatur, advirtió al grupo no botar basura y no llevar los tiestos antiguos. Y que yo sepa, nadie lo hizo. Nuestros guÃas locales nos contaron cuentos del lugar: espÃritus en forma de señoritas que aparecen sobre una un peñasco, Torre Qaqa, para tocar música y bailar de noche.
Caminamos sobre las orillas pedregosas del rÃo Jatun Mayu. Luego la mamá de Camila nos sirvió un platillo de phiri, trigo quebrado al vapor con un poco de queso encima. Ligeramente fermentada, era fabulosa.
En el pueblo de Anzaldo, conocimos a Marco Delgadillo, agrónomo local y empresario, que habÃa retornado a Anzaldo después de su exitosa carrera en la ciudad de Cochabamba. Su hotel, El Molino del Búho, incluye un cuarto para hacer y catear chicha de maÃz. HabÃa amplio campo para nuestro grupo en el salón principal, donde disfrutamos de un almuerzo delicioso de lawa, una sopa de maÃz con papas, carne asada y pollo.
Después del almuerzo, nuestros dos buses lentamente navegaron las estrechas calles del pueblo de Anzaldo. En la plaza se habÃan instalado modelos grandes de dinosaurios para animar a los turistas a visitar para ver a los fósiles y huellas de dinosaurios. Dos taxis estacionados se habÃan adueñado de la plaza. Los buses pasaban centÃmetro por centÃmetro, cuando un taxista salió y, perdiendo los cables, ofreció dar una paliza a nuestro conductor. Los pasajeros gritamos en su defensa, sugiriendo calma, y el taxista se calló.
Después del show del taxista payaso, tuvimos más ganas todavÃa para la aventura, mientras nos dirigimos a la comunidad de Tijraska. Los dirigentes claramente querÃan recibir visitas. La comunidad habÃa preparado para nuestra visita, colocando letreros indicando el camino. Uno de los dirigentes, don Mario, nos dio la bienvenida en quechua, el idioma local. Luego pausó y dijo que tal vez no todos hablábamos el quechua.
De una vez, varios dijeron que sÃ, lo cual encantó a don Mario.
Caminamos a las orillas de un reservorio con agua color de tierra, en un cañón angosto. Un joven, Ramiro, habÃa comprado una nueva lancha. Subimos en pequeños grupos y a remo nos mostró una isla en el reservorio.
Para cerrar con broche de oro, visitamos la casa de Ariel Angulo, un respetado músico boliviano. También es cantautor y hace finos instrumentos musicales. Don Ariel tocó un par de canciones para nosotros, y nos mostró su taller de charangos de madera. Explicó que el charango se copió durante la colonia de un instrumento español, el timple. Después de vivir durante años en la ciudad de Cochabamba, don Ariel ha vuelto a su tierra natal, a Anzaldo. En antaño los mejores charangos se hacÃan en Anzaldo, antes de que los fabricantes se fueron a Cochabamba. Don Ariel espera enseñar a los jóvenes a hacer charangos, y devolver esta arte a Anzaldo.
Nuestra gira a Anzaldo era el primero en la historia. El turismo local, partiendo de las pujantes ciudades de los paÃses tropicales, puede ser una fuente de ingreso para la gente rural, mientras los citadinos aprendemos algo del campo. Algunas personas que abandonaron las provincias están volviendo, y pueden ayudar a dar servicios a los visitantes, y hasta dar vida a las artes tradicionales. Es más fácil para guÃas bolivianos trabajar con turistas locales que con extranjeros. Por ejemplo, los turistas locales hablan los idiomas nacionales. Los guÃas locales saben lidiar con clientes que se apuntan a última hora. Sà se corre el riesgo de una sobre visitación, pero para ahora, los gobiernos municipales están explorando al turismo local como una contribución del desarrollo. Y se puede hacer con recursos locales, sin inversión extranjera y sin turistas internacionales.
Agradecimientos
Gracias a David Garvizú, Irassema Guzmán, Marizol Choquetopa y Alberto Buitrón de Aguiatur, por un viaje seguro y educativo a Anzaldo. Alberto Buitrón, Ana Gonzáles y Paul Van Mele leyeron e hicieron comentarios sobre una versión previa de este relato.
Un video de Anzaldo
Aquà está un video que muestra cómo producir tarwi (lupino) sano, un nutritivo alimento local, filmado en Anzaldo en el 2017. Producir tarwi sin enfermedad.